Verkrijging van schoolgebouw ter realisatie lofts naar 6%-tarief belast

Gerechtshof Den Bosch heeft geoordeeld dat een schoolgebouw ten tijde van de verkrijging naar zijn aard niet bestemd was voor bewoning. De Inspecteur heeft terecht overdrachtsbelasting nageheven naar een tarief van 6%.

Belanghebbende heeft in 2013 samen met een ander, ieder voor de onverdeelde helft, een schoolgebouw gekocht van de gemeente. Tot 2009 was het gebouw in gebruik als school. De gemeente heeft in 2012 de eigendom van het gebouw verkregen. Bij wijziging van het bestemmingsplan in 2012 is het mogelijk gemaakt lofts (gestapelde woningbouw) in het schoolgebouw te realiseren. Tot aan de levering in 2013 is het gebouw door tussenkomst van een leegstandsbeheerder, anti-kraak verhuurd en bewoond. Hiertoe zijn enige voorzieningen aangebracht, zoals een douche en een badkamer.

Het gebouw is leeg opgeleverd waarna belanghebbende direct lofts bestemd voor de verhuur heeft gerealiseerd in de bestaande ruimten. Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging van de onroerende zaak op grond van artikel 14, lid 2, Wet BRV 2% overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. De Inspecteur heeft overdrachtsbelasting nageheven naar een tarief van 6%. In geschil is of de onroerende zaak kwalificeert als woning.

Hof Den Bosch is met de Inspecteur van oordeel dat de onroerende zaak ten tijde van de verkrijging naar zijn aard niet bestemd was voor bewoning. De bedoeling van belanghebbende tot realisatie in de toekomst van gestapelde woningbouw (lofts) is in deze niet van belang. Van belang is de aard van de bestemming van de onroerende zaak ten tijde van de verkrijging.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen