Verhuurders vakantiewoning hebben geen recht op toepassing kleine ondernemersregeling

De in Duitsland wonende eigenaren van een vakantiewoning op een Nederlands vakantiepark hebben volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant geen recht op toepassing van de kleine ondernemersregeling (KOR) van artikel 25 van de Wet OB’68. Naar het oordeel van de rechtbank beschikken belanghebbenden namelijk niet over een vaste inrichting in Nederland.

De vakantiewoning wordt door de eigenaren met tussenkomst van een in Nederland gevestigd verhuurkantoor verhuurd. Nagenoeg alle handelingen met betrekking tot de verhuur van de vakantiewoning worden verricht door dat verhuurkantoor.
Hiertoe zet het verhuurkantoor eigen personeel en middelen in. De vraag rijst of belanghebbenden daarmee kunnen beschikken over een geschikte structuur om een zelfstandige verrichting van de betrokken diensten in Nederland mogelijk te maken.

Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval, nu niet aannemelijk is dat belanghebbenden in hun hoedanigheid van opdrachtgever (dagelijkse) instructies kunnen geven over de wijze waarop de betrokken diensten door het verhuurkantoor worden uitgevoerd en de daartoe beschikbare middelen en het personeel worden ingezet.

Voorts volgt uit de omstandigheden dat het verhuurkantoor ook werkzaamheden voor andere eigenaren van vakantiewoningen op het park verricht en naar eigen inzicht de keuze maakt welke vakantiewoning aan een geïnteresseerde huurder wordt verhuurd, dat belanghebbenden niet een zodanige invloed op het personeel en de middelen van het verhuurkantoor kunnen uitoefenen dat zij hierover als het ware vrij kunnen beschikken.

Dit alles leidt tot de conclusie dat belanghebbenden in Nederland niet over een vaste inrichting beschikken en derhalve geen recht hebben op toepassing van de KOR.

• ECLI:NL:RBZWB:2016:2620

Gerelateerde artikelen