Verhuurde kantoorruimten niet aangemerkt als afzonderlijke onroerende zaken
De WOZ-waarde van een onroerende zaak is naar waardepeildatum 1 januari 2013 vastgesteld op € 3.449.000. Het betreft een kantoorgebouw dat is ingericht als een gezondheidscentrum bestaande uit vier verdiepingen, een kelder en vijftig parkeerplaatsen. De eerste, tweede en derde verdieping zijn verhuurd en een gedeelte van de begane grond.
Een stichting stelt dat de verhuurde gedeelten van het pand op basis van artikel 16 Wet WOZ als afzonderlijke onroerende zaken moeten worden aangemerkt. Hiervoor is vereist dat het als afzonderlijk geheel te gebruiken gedeelte redelijk afsluitbaar is en aldus kan worden gescheiden van de overige gedeelten van het gebouw.
Nu sprake is van gebruik als kantoorruimte acht Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voorts ten minste een toiletvoorziening vereist en een pantry, dat wil zeggen een eenvoudig keukenblok met warm en koud stromend water. De aanwezigheid van een wachtruimte acht het gerechtshof geen noodzakelijke voorziening voor een kantoorruimte.
Aangezien geen enkel gedeelte van de onroerende zaak beschikt over zowel een toiletruimte als een pantry binnen het afsluitbare gedeelte, kan niet worden gezegd dat enig gedeelte blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Dat een toiletruimte of pantry – al dan niet afzonderlijk afsluitbaar – via de gemeenschappelijke ruimte is te bereiken, is daarvoor onvoldoende.
De in de onderhavige WOZ-beschikking genoemde onroerende zaak is op de juiste wijze afgebakend.
(Bron: Fiscanet)