Verhuurd deel kantoorpand zonder eigen toiletruimte geen afzonderlijke onroerende zaak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat het verhuurde deel van een kantoorpand zonder eigen toiletruimte geen afzonderlijke onroerende zaak vormt. De heffingsambtenaar, die het object als één object had aangemerkt, wordt in het gelijk gesteld.

X bv is eigenaar van een kantoorpand. Een gedeelte van het kantoorpand is verhuurd aan C. Voor de toepassing van de Wet WOZ is dit gedeelte van het kantoorpand afzonderlijk afgebakend en gewaardeerd.

Het resterende deel van het kantoorpand – bestaande uit een aan D, E en F verhuurd deel, gemeenschappelijke ruimten en een onverhuurd deel – is door de heffingsambtenaar als één object aangemerkt.

In geschil is of het kantoorpand in de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2014 op de juiste wijze is afgebakend. X bv stelt zich op het standpunt dat het aan D, E en F verhuurde deel een afzonderlijke onroerende zaak vormt (artikel 16 Wet WOZ).

Hof Arnhem-Leeuwarden geeft X bv echter geen gelijk. Nu de aan D, E en F verhuurde kantoorruimte niet beschikt over een toiletruimte binnen het afsluitbare deel, kan niet worden gezegd dat dit deel van het kantoorgebouw blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Hieraan doet niet af dat D, E en F tot 1 februari 2014 in feite als enige gebruik hebben gemaakt van de gemeenschappelijke toiletruimte. X bv heeft tegen de vastgestelde waarde geen grieven ingesteld. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

• ECLI:NL:GHARL:2016:7171

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen