Uitstel van betaling doet niet af aan verschuldigdheid van invorderingsrente
De Ontvanger heeft aan belanghebbende (X) bij beschikking invorderingsrente in rekening gebracht in verband met de betaling van een aanslag IB/PVV. In geschil is of dat terecht is.
X heeft gesteld dat de invorderingsrentebeschikking moet worden vernietigd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de invorderingsrente is opgelopen als gevolg van de lange behandelduur van zijn bezwaar en beroep gericht tegen de aanslag (en boete).
Vast staat dat X op 15 november 2016 een gedeelte van het op de aanslag openstaande bedrag heeft betaald. De enige betalingstermijn van de aanslag liep af op 27 maart 2015. Vast staat dat X deze termijn heeft overschreden. Daarmee was hij vanaf dat moment invorderingsrente verschuldigd.
Anders dan X meent, doet een verleend uitstel van betaling – behoudens bijzondere gevallen (zie artikel 28, lid 3, IW 1990) die zich hier niet voordoen – niet af aan de wettelijke verschuldigdheid van invorderingsrente. Invorderingsrente heeft immers als doel de overheid te compenseren voor het te laat betalen van belasting.
De Ontvanger heeft terecht en tot het juiste bedrag invorderingsrente in rekening gebracht, oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
(Bron: Fiscanet)