Ex-partner: bestuurders Deloitte stopten klachten in ‘doofpot’

Voor de tweede keer binnen een week boog de Accountantskamer zich over klachten van een ex-partner tegen voormalige leden van de raad van bestuur van een Big Four-kantoor. Dit keer was het de beurt aan Deloitte. De voormalige partner betichtte de bestuurders ervan door hem gemelde ‘misstanden’ onder het tapijt te hebben geveegd. De bestuurders op hun beurt menen dat de partner klaagt uit wroeging, omdat hij zou worden gedegradeerd.

Door Jan Smit

Zaaknrs: 22/842 en /843 en 22/1426 en /1446

Lees ook: 'Klokkenluider' sleept voormalig topman van EY voor de tuchtrechter

Hoge bomen en zwaar geschut voor het tuchtcollege afgelopen vrijdag. Een voormalige partner van Deloitte richtte zijn pijlen op een bestuurslid van dit kantoor, een voormalig bestuurder en een andere partner, een forensisch accountant, die een vooraanstaande positie bekleedt binnen het kantoor, ook buiten Nederland.

Klager beschuldigt de bestuurders ervan dat zij hebben nagelaten passend onderzoek te doen naar door hem intern aanhangig gemaakte klachten. Volgens hem hebben zij ‘een doofpot gecreëerd’. Als uitvloeisel daarvan zou hij zijn gedegradeerd van equity partner tot salery partner. 

De eerste ‘misstand’ dateert uit 2015. Die signaleerde klager naar eigen zeggen toen hij in de eerste helft van dat jaar aan een klant, een bank, advies uitbracht. Volgens klager, die zelf het woord voerde, handelde de partner die verantwoordelijk was voor de relatie met deze klant niet conform de ‘binnen Deloitte ontwikkelde standaard adviesaanpak op het vlak van compliance met klantintegriteitsregelgeving’. Klager meldde dit mondeling bij zijn leidinggevende, maar ving daar naar eigen zeggen bot. De partner die verantwoordelijk was voor de klant ging volgens klager door met zijn ‘niet-integere gedrag’. Daarbij gesteund door de projectleider namens de bank.

De betreffende adviespartner, die later een hoge positie zou krijgen binnen het kantoor, en de projectleider namens de bank zouden ervoor hebben gezorgd dat de opdracht werd beëindigd. De partner en forensisch accountant zou de opdracht analyseren en overnemen.
Omdat de bank ontevreden over klager zou zijn geweest besloot Deloitte de door klager in de administratie van de opdracht geschreven uren af te boeken van de eindafrekening. Daarmee was een bedrag gemoeid van 82.000 euro. De rekening voor de bank daalde hierdoor van 256.000 tot 174.000 euro. Voor klager betekende dit in 2015 een verlies van 70 winstpunten. Hij liep daardoor van 2016 tot en met 2019 zo’n 350.000 euro mis.  

Pas in 2017 hoorde klager wie er voor deze afboeking verantwoordelijk zou zijn geweest: de forensisch accountant die de opdracht van in juni 2015 van hem overnam. Deze partner, naar diens zeggen speciaal ingevlogen om de relatie met de bank te ‘redden’, zou daarvoor geen mandaat hebben gehad; dat lag bij klager. Die was door gezondheidsklachten destijds echter een aantal maanden uit de running. Volgens klager heeft zijn opvolger er vervolgens voor gezorgd dat Deloitte de bank het bedrag dat zij aanvankelijk minder hoefde te betalen alsnog in rekening heeft gebracht. Hierdoor heeft de bank volgens klager 86.000 euro te veel betaald. 

Volgens klager heeft de forensisch accountant, die eveneens RA is, daarmee ‘bewust de financiële administratie gemanipuleerd’. Dat is tegen het beleid van Deloitte en dus ‘klachtwaardig’. Daarnaast heeft zijn opvolger zich volgens hem onder meer in het verweerschrift bij een eerder door klager aangespannen, maar na korte tijd weer ingetrokken tuchtklacht ‘onnodig grievend en lasterlijk’ over hem uitgelaten. Hij zou hierbij mede gebruik hebben gemaakt van interne informatie waarover hij volgens de privacywetgeving helemaal niet had mogen beschikken.

Daar denken de betrokken RA en Jan Garvelink, diens advocaat, anders over. “Klager komt met geen snipper bewijs. Klager baseert zich vooral op klager”, aldus Garvelink. Volgens hem is de zaak klip en klaar. “De klacht is ingegeven door het feit dat klager in 2015 van de opdrachtgever van de opdracht moest, de demotie van klager begin 2019 en de opzegging van de aansluitingsovereenkomst in 2021.” 

Voor klager teleurstellende gebeurtenissen die volgens de advocaat hebben geresulteerd in een reeks procedures en uitspraken, onder meer bij de civiele rechter, die allemaal ten faveure van Deloitte zijn uitgepakt.

Volgens de beklaagde RA was klager zelf betrokken bij de afboeking van de 82.000 euro en heeft hij dat zelf geaccordeerd. Ook is het volgens zijn advocaat vreemd dat hij al in 2015 wist van één van de vermeende ‘misstanden’, maar daar pas na jaren mee naar buiten is getreden.

Dat hij zolang zou hebben gewacht is volgens klager onjuist. Al in juni 2015 zou hij zich mondeling bij zijn direct leidinggevende en een directeur hebben beklaagd over de in zijn ogen onethische handelwijze van de partner die verantwoordelijk was voor de relatie met de bank. Omdat daar niet op werd geacteerd stapte hij vervolgens in 2016 naar een lid van de raad van bestuur. Ook die heeft volgens klager onvoldoende actie ondernomen. Datzelfde geldt voor de bestuurder die de zaak in januari 2021 van zijn collega-bestuurder overnam omdat klager hem aansprakelijk stelde en een klacht tegen hem indiende bij de raad van commissarissen. Reden voor klager om ook deze bestuurder voor het tuchtcollege te slepen.

Omdat hij na herhaaldelijk aandringen bij het bestuur steeds nul op rekest kreeg, informeerde klager vervolgens de raad van commissarissen. Die initieerde begin 2021 een vierkoppige onderzoekscommissie. Deze commissie ontdekte niets onoorbaars. 

Een ‘doofpot-onderzoek’. Zo kwalificeerde klager dit onderzoek, waaraan hij geen medewerking heeft verleend, dit onder meer omdat drie van de vier leden van de commissie volgens hem niet onafhankelijk waren. 

Volgens Garvelink, ook de advocaat van de twee bestuurders, klopt er weinig van de aantijgingen. De bestuurder bij wie klager voor het eerst aanklopte, is volgens Garvelink pas in 2019 over de vermeende misstanden geïnformeerd. Hij heeft in 2016 wel met klager gesproken, maar dat hij toen al een klacht had, was deze bestuurder destijds naar eigen zeggen niet duidelijk. 

In 2019 ging het om twee misstanden. Naast het afboeken van de uren van klager en de te hoge facturering van de bank zouden twee adviespartners zich in 2018 hebben schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling. Ze zouden de monopolypositie van Deloitte op bepaalde auditwerkzaamheden bij de bank hebben misbruikt om hoge winstmarges te realiseren. Ook klager kreeg het verzoek hieraan mee te werken, maar zijn leidinggevende hebben gemeld dat hij dit niet integer vond.

De bestuurder vond de klachten nogal vaag. En hoewel klager hem in 2019 niet wilde vertellen wat de door hem gesignaleerde misstanden precies behelsden, heeft deze bestuurder destijds tot twee keer toe verscheidene betrokken partners gevraagd of zij ‘misschien wisten waar het over zou kunnen gaan’. Maar dat leverde telkens niets op.

Ook heeft de bestuurder nog een bindende adviesprocedure aangezwengeld. Deze bindend adviseurs heeft klager persoonlijk gedagvaard; ook tegen hen heeft hij volgens de advocaat een tuchtklacht ingediend, net als tegen de advocaten van het accountantskantoor. 

Garvelink noemde het zorgelijk dat klager ‘zoveel rumoer kan maken zonder enige onderbouwing’. “Er is wel een storm, maar niet eens een heel klein glaasje water.”

Vervolg: Klachten ex-partner tegen bestuurders Deloitte ingetrokken
 

Gerelateerde artikelen