Tuchtrecht; Door NBA aangeklaagde RA vuur aan de schenen gelegd door tuchtrechters
Door Jan Smit
Zaaknr. 24/216
Een door de NBA voor de tuchtraad gesleepte, voormalige RA kreeg het vrijdag tijdens de zitting zwaar te verduren. Zijn verweer was dun. Aanleiding voor de klacht vormden toetsingen van de voormalige accountant en diens kantoren – een administratie- en een accountantskantoor – door de Raad voor Advies. Bij de reguliere toetsing in 2019 constateerde de Raad nogal wat tekortkomingen in het stelsel van kwaliteitsbeheersing. Zo werd het stelsel niet jaarlijks gecontroleerd en had de accountant zijn beroepsaansprakelijkheid en permanente educatie niet op orde. Ook de gecontroleerde dossiers vertoonden de nodige gebreken. Voor de toetsers reden tot het afgeven van een oordeel B.
Bij de integriteit van de voormalige RA waren volgens de voorzitter eveneens vraagtekens te plaatsen.
De RA en zijn kantoren maakten een verbeterplan. Maar bij de hertoetsing in 2022 was het kwaliteitsstelsel nog steeds ondermaats. Ook de gecontroleerde dossiers bevatten weer fouten en omissies. Een oordeel C viel de kantoren ten deel. Reden voor de Raad de NBA te adviseren een tuchtklacht in te dienen tegen de RA, die zich intussen eind 2022 op eigen initiatief had laten schrappen uit het register. [Artikel gaat verder na de volgende alinea]
Een besluit dat volgens de advocaat van de voormalige accountant was ingegeven door zijn verantwoordelijkheidsgevoel. “Mijn client had moeite alle ballen in de lucht te houden. Het was gewoon erg druk, mede omdat op kantoor 1,5 van de 5 fte’s was weggevallen. Het viel hem zwaar om aan alle verplichtingen te voldoen.”
De beroepsaansprakelijkheidsverzekering was inmiddels wel op orde, aldus de advocaat. Kritiek had zij ook. Die richtte zich vooral op de ‘selectiviteit’ van de tijdens de hertoetsing gecontroleerde dossiers. Er bleken alleen dossiers bekeken van het administratiekantoor en niet van het accountancybedrijf. Daardoor was de toetsing onvolledig, betoogde zij.
Die kritiek riep bij de tuchtrechters vragen op. De twee kantoren bleken gevestigd op verschillende adressen. Waarom had de voormalige RA er bij de toetsers dan niet op aangedrongen de toetsing op het accountantskantoor plaats te laten vinden. Waarom had hij bijvoorbeeld niet voorgesteld daar dan een paar dossiers op te (laten) halen. “Ik heb daar op dat moment gewoon niet bij stilgestaan,” aldus betrokkene.
Vragen waren er ook over de rol die de voormalige accountant destijds had bij beide kantoren. Bij het administratiekantoor deed hij ook samenstellingsopdrachten, maar de opdrachtbevestigingen werden weer niet door hem getekend. Wist hij niet dat dit moest? Ook daar had hij naar zijn zeggen nooit aan gedacht.
Waarom heette het administratiekantoor eigenlijk administratiekantoor, vervolgde de voorzitter. “U weet toch dat een kantoor waaraan een geregistreerd accountant is verbonden automatisch een accountantskantoor wordt?” Ook daarvan bleek de man niet op de hoogte.
Bij de integriteit van de voormalige RA waren volgens de voorzitter eveneens vraagtekens te plaatsen. Op de oriënterende vragenlijst die moet worden ingevuld voorafgaand aan een toetsing had hij bij de hertoetsing aangevinkt dat de portfolio op orde was. Terwijl hij wist dat dit niet klopte. Waarom had hij dat dan gedaan. “Dacht u: misschien kom ik er wel mee weg?” Ook daarop moest betrokkene het antwoord schuldig blijven.
Los van de inhoud van de klacht was de voorzitter in de stukken nog iets opgevallen: als RA hanteerde betrokkene destijds een uurtarief van 30 euro. “Dat is erg laag voor een accountant. Mijn schilder vraagt meer.” Of de voormalige accountant dit kon toelichten. “Ik vind dat tarief geen probleem,” reageerde deze.
De Accountantskamer hoopt binnen twaalf weken uitspraak te kunnen doen.