Tuchtprocedure tegen accountant ‘laatste strohalm’

Het bestuur voor een toeslagfonds voor pensioenen was onbevoegd. En dus hadden de goedkeurende verklaringen voor de jaarrekeningen door een accountant niet afgegeven mogen worden, zo concludeerde een klager vrijdag bij de Accountantskamer.

Het gaat om het vermogende toeslagfonds pensioenen van het Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf. “Als de accountant zich jaarlijks had afgevraagd of het bestuur van het toeslagfonds daar daadwerkelijk hadden mogen zitten, dan hadden we hier nu niet gezeten'', zei een van de twee klagers. Procedures over toeslagen uit dit fonds dateren al van de jaren '90 van de vorige eeuw. Telkens hadden de klachten het wantrouwen jegens het bestuur als achterliggende gedachte. In 2015 kregen beide klagers de beschikking over de jaarrekening 2012 met de aankondiging van een toekomstige liquidatie van het toeslagfonds. De bestuurders hadden contraire belangen. Simpel vertaald zijn er twee potjes: een potje die meer geld uitkeert, en een die minder uitkeert. De twee klagers krijgen hun uitkering uit het tweede potje, en de bestuurders werden rijkelijker bedeeld uit het eerste potje, zo is de vrees. De accountant deed nooit onderzoek naar de bevoegdheid van bestuurders. “Dat het toeslagfonds een volledig onbevoegd bestuur had, is naar zijn mening niet relevant.”

Civiele rechter

Ook de verweerder zag als kern van de klacht het vermeende onbevoegde bestuur. “De hele klacht is daarop gestoeld. En dat het ontbreken van rechtsgeldige bestuursbesluiten de controle van 2012 tot en met 2014 geen juist beeld gaf van de werkelijkheid en ingetrokken moet worden. Maar over dat laatste gaat de civiele rechter.'' Met andere woorden: de klagers zaten vrijdag in het verkeerde zaaltje in de rechtbank.

Volgens de verweerder is er ontevredenheid over de toegekende toeslagen. Na eerder via andere gerechtelijke procedures bakzeil gehaald te hebben, is deze klacht tegen de accountant hun laatste strohalm. Maar onder meer de rechtbank in Amsterdam concludeerde in 1998 al dat het niet aannemelijk was dat de samenstelling van het bestuur niet conform de statuten zou zijn. Het is niet zo dat de rechters en het gerechtshof in in totaal vijf zittingen zeiden dat het bestuur onbevoegd was. “De klagers draaien het om: de rechters zeiden niet dat het bestuur bevoegd was.'' De accountant handelde conform wetten en regelgeving, aldus de verweerder. “Hij voerde gesprekken met het bestuur over hun vermeende onbevoegdheid. Hij zag notulen in en las uitspraken van rechters. Voor de accountant was er nooit twijfel aan de bevoegdheid van de bestuurders.'' De beklaagde zelf meende goed werk geleverd te hebben. “Ik heb mijn werk goed gedaan. Wat ik moest doen, heb ik gedaan met overtuiging.''

Vonnis binnen vijftien weken.

(Zaaknr. 16/2091)

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen