Klachten ex-partner tegen bestuurders Deloitte ingetrokken
Door Jan Smit
Zaaknrs: 22/1426 en /1446
Over deze zaak: Ex-partner: bestuurders Deloitte stopten klachten in 'doofpot'
Dit blijkt uit een maandag gepubliceerde uitspraak van de Accountantskamer.
De klachten van de voormalige Deloitte-partner richtten zich op een bestuurslid van dit kantoor, een voormalig bestuurder en een andere partner, een forensisch accountant, die een vooraanstaande positie bekleedt binnen het kantoor, ook buiten Nederland.
Klager beschuldigde de bestuurders ervan dat zij hadden nagelaten passend onderzoek te doen naar door hem intern aanhangig gemaakte klachten. Volgens hem hadden zij ‘een doofpot gecreëerd’. Als uitvloeisel daarvan zou hij zijn gedegradeerd van equity partner tot salery partner.
De klachten hadden betrekking op een ‘misstand’ uit 2015. Een klant zou ontevreden zijn geweest over klager. Daarop zou Deloitte hebben besloten de door klager in de administratie van de opdracht geschreven uren af te boeken van de eindafrekening. Daarmee was een bedrag gemoeid van 82.000 euro. Voor klager betekende dit in 2015 een verlies van 70 winstpunten. Hij liep daardoor naar eigen zeggen van 2016 tot en met 2019 zo’n 350.000 euro mis.
Pas in 2017 hoorde klager wie er voor deze afboeking verantwoordelijk zou zijn geweest: de forensisch accountant die de opdracht van in juni 2015 van hem overnam. Volgens klager had deze RA daarmee ‘bewust de financiële administratie gemanipuleerd’.
Daar dachten de betrokken RA en Jan Garvelink, diens advocaat, anders over. “Klager komt met geen snipper bewijs. Klager baseert zich vooral op klager”, aldus Garvelink in december vorig jaar tijdens de zitting. Volgens hem was de zaak klip en klaar. “De klacht is ingegeven door het feit dat klager in 2015 van de opdrachtgever van de opdracht moest, de demotie van klager begin 2019 en de opzegging van de aansluitingsovereenkomst in 2021.”
Volgens de beklaagde RA was klager zelf betrokken bij de afboeking van de 82.000 euro en heeft hij dat zelf geaccordeerd. Ook was het volgens zijn advocaat vreemd dat hij al in 2015 wist van één van de vermeende ‘misstanden’, maar daar pas na jaren mee naar buiten is getreden.
Dat hij zolang zou hebben gewacht is volgens klager onjuist. Al in juni 2015 zou hij zich mondeling bij zijn direct leidinggevende en een directeur hebben beklaagd over de in zijn ogen onethische handelwijze van de partner die verantwoordelijk was voor de relatie met de bank. Omdat daar niet op werd geacteerd stapte hij vervolgens in 2016 naar een lid van de raad van bestuur. Ook die heeft volgens klager onvoldoende actie ondernomen. Datzelfde geldt voor de bestuurder die de zaak in januari 2021 van zijn collega-bestuurder overnam omdat klager hem aansprakelijk had gesteld en een klacht tegen hem had ingediend bij de raad van commissarissen. Reden voor klager om ook deze bestuurder en ex-bestuurder voor het tuchtcollege te slepen.
Maar medio maart dit jaar meldde klager de Accountantskamer dat hij de klachten introk. Hij was tot een regeling gekomen met Deloitte. Onderdeel van die overeenkomst was dat hij zijn klachten zou intrekken. De forensisch accountant tekende daartegen protest aan. Omdat hij zich door de zaak aangetast voelde in zijn goede eer en naam wilde hij dat het tuchtcollege alsnog uitspraak zou doen. Dat verzoek werd niet gehonoreerd.
Wel heeft de Accountantskamer zelf nog gekeken of de klacht tegen deze RA alsnog moest worden behandeld. Dat kan wanneer het algemeen belang dit vereist. Ook daarvan is volgens de tuchtrechters geen sprake. Klager betichtte zijn voormalige collega van ‘ernstige integriteitsschendingen’ De Accountantskamer vindt dat de klacht daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt.