Klacht verhuurder strandhuisjes tegen AA’s Deloitte ongegrond
Door Jan Smit
Zaaknrs 22/600 en 22/601
Over deze zaak: Verhuurder strandhuisjes: AA’s Deloitte niet objectief
Volgens klager zouden de AA’s zich schuldig hebben gemaakt aan belangenverstrengeling. Ook zouden zij verkeerde jaarcijfers hebben gebruikt en zijn doorgegaan met hun werkzaamheden terwijl de opdracht al was beëindigd.
Vof Kust verhuurde vanaf 2011 tien huisjes op het strand in Katwijk aan Zee. Kust kende twee vennoten: een eigenaar van een strandpaviljoen, tevens klager, en de vrouw van de eigenaar van een aanpalend strandpaviljoen.
In de vof regelde de vrouw de verhuur en de schoonmaak van de huisjes. Klager bouwde de huisjes ieder voorjaar op en brak deze eind van het seizoen weer af. De eigenaar van het aanpalende strandpaviljoen, tevens de man van de vrouwelijke vennoot, deed de administratie van de vof. Voor de samenstelling van de jaarrekeningen deden de vennoten een beroep op een van de twee AA’s. Deze man was tevens de accountant van de holding van de strandpaviljoeneigenaar die de administratie van de vof voor zijn rekening nam.
Deze AA verrichtte zijn werkzaamheden jaren tot volle tevredenheid. Tot een van de kinderen van de vrouw een ernstig ongeluk kreeg en zij voor hem ging zorgen, waardoor er minder tijd overbleef voor de verhuur van de huisjes.
Tussen de vennoten ontstond vervolgens discussie over haar arbeidsvergoeding. In 2017 bereikten de vennoten daarover nog tot een compromis. De AA verwerkte dit in de jaarrekening 2017 en verstrekte een samenstellingsverklaring. Maar de vergoeding bleef een heet hangijzer. Dit zorgde ervoor dat de vennoten de conceptjaarrekeningen 2018 en 2019 niet meer goedkeurden en de AA geen accountantsverklaring meer kon afgeven.
In 2019 zochten beide vennoten juridische hulp. Januari 2021 escaleerde de zaak. Klager spande een kort geding aan tegen de vrouw waarin hij aanstuurde op ontbinding van de vof. Voor de accountant was dat aanleiding de opdracht terug te geven. De collega van de AA op wie klager het ook had voorzien zorgde op verzoek van beide vennoten nog wel voor de conceptjaarrekening 2020.
Klager diende daarop dit jaar klachten in tegen beide accountants.
Klager zelf was niet bij de zitting in oktober aanwezig. Wegens ‘kostentechnische redenen’, had hij het tuchtcollege daags voor de zitting laten weten, aldus de voorzitter. Beide AA’s en hun advocaat gaven wel acte de présence.
Van schending van objectiviteit was volgens Karen Harmsen, de advocaat in kwestie, geen sprake. “Die aantijgingen zijn nergens op gebaseerd.” Ze refereerde aan de ‘suggestieve bewoordingen’ waarmee klager dit klachtonderdeel onderbouwde. “Het is ‘zeer aannemelijk dat’ en: het is ‘hoogst waarschijnlijk dat’.” Die illustreerden volgens haar dat klager geen poot had om op te staan.
De AA die de conceptjaarrekening 2020 opstelde treft in deze zaak volgens Harmsen sowieso geen blaam.
Dat de AA’s na opzegging met hun werkzaamheden zouden zijn doorgegaan, was volgens de advocaat eveneens onjuist. “De accountant die de conceptjaarrekening 2020 heeft opgesteld, heeft deze op 2 april 2021 naar de vennoten verzonden. Daarna hebben mijn cliënten niets meer voor de vof gedaan. Dat blijkt ook uit de verzonden facturen.”
De Accountantskamer geeft de advocaat op alle klachtonderdelen gelijk.
Volgens de tuchtrechters heeft klager onvoldoende hard gemaakt dat de AA die de jaarrekening 2017 samenstelde en verantwoordelijk is voor de conceptjaarrekeningen 2018 en 2019 een dubbelrol heeft gespeeld. Hij heeft volgens de uitspraak op het juiste moment ‘geconcludeerd dat sprake was van een bedreiging die niet meer door een of meer maatregelen kon worden weggenomen’ en ‘de ultieme maatregel genomen door zijn werkzaamheden over te dragen’.
Dat de AA’s in de jaarverslagen onjuiste informatie zou hebben gebruikt over de arbeidsvergoeding is volgens het tuchtcollege onjuist. Zij hebben zich volgens de uitspraak terecht gebaseerd op de afspraken uit de vof-overeenkomst en hun oren niet laten hangen naar een van de vennoten.
Voortzetting van de werkzaamheden ondanks beëindiging van de opdracht is volgens de Accountantskamer evenmin aan de orde. Ook dit klachtonderdeel is volgens de tuchtrechters niet onderbouwd.