Klacht tegen voormalig topman EY na korting van beloning ongegrond

Het verwijt dat een voormalig topman van EY de meldingen van een ex-partner over intimidatie in de doofpot stopte, is door de tuchtrechter ongegrond verklaard. “In totaal heeft de klager zes keer gezegd geen klokkenluider te willen zijn.''

Door Michiel Satink

Zaaknrs. 22/642 | 22/830

Over deze zaak: 'Klokkenluider' sleept voormalig topman van EY voor de tuchtrechter

Voelde de klagende ex-partner van EY zich de ongehoorde melder van misstanden binnen het accountantskantoor of was hij vooral verbolgen over een forse achteruitgang in beloning na twee negatieve beoordelingen? Zelf zei de klager op de tuchtzaak in december dat hij in 2021 de organisatie is uitgewerkt. 

In 2018, 2020 en 2021 deed de voormalig EY-partner naar eigen zeggen melding van vermeende misstanden. Hij werd geïntimideerd door een collega. Nadat hij hierover melding deed werd zijn 'werknemersscore' verlaagd, met een korting van tien procent op zijn salaris tot gevolg. De klager werd in 2019 overgeplaatst naar EY Advisory. Zijn salaris ging nog eens fors omlaag na opnieuw een slechte waardering en vervolgens werd hij er uit getrapt, zoals de klager het zelf verwoordde. 

Hij nam naar eigen zeggen de bestuursvoorzitter in vertrouwen om zo misstanden aan de kaart te stellen. En die zette vervolgens het vaste advocatenkantoor van EY in ,,om de kwestie in de doofpot te stoppen'', zei zijn raadsvrouw op de zitting. Wat de twee accountants die hij voor de tuchtrechter daagde vooral verweten wordt is dat ze de klokkenluidersregeling niet hebben opgevolgd.

Of de korting van zijn beloning terecht was, is iets waar de tuchtrechter zich nadrukkelijk niet over boog. De Accountantskamer moet het handelen van accountants toetsen aan wet- en regelgeving. Daarom kan de tuchtrechter niet onderzoeken of de gestelde intimidatie en overtreding van mededingingsrecht daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en ook niet of de beide kortingen op de vergoedingen van klager en de opzegging van de 'partnershipovereenkomst' terecht waren.

Was hier de klokkenluidersregeling ten onrechte niet toegepast? Het viel de Accountantskamer op dat de klager zelf in gesprekken, die de ex-partner heimelijk opnam, vooral zei geen klokkenluider te willen zijn. “Laat alsjeblieft dit voor wat het is, ik heb geen intentie 'whistleblower' te worden. Laten we dit achter ons laten en doorgaan'', zei de klager letterlijk in een gesprek op 31 maart 2020. Tot zes keer toe gaf hij aan geen klokkenluider te willen zijn.

De klacht tegen de oud-bestuursvoorzitter is ongegrond alleen al omdat de klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beklaagde al in 2018 wist van de vermeende misstanden. Dat maakt ook dat hem niet verweten kan worden dat hij niets met die melding deed. “Klager heeft bijvoorbeeld geen e-mail aan betrokkene overgelegd waaruit blijkt dat hij de beweerdelijke misstanden destijds bij hem heeft gemeld. Het klachtonderdeel mist een grondslag in de feiten'', stelt de tuchtrechter.

Samengevat komt het er volgens de tuchtrechter op neer dat de klager zijn melding wilde loskoppelen van zijn beroep tegen de korting. Hij wilde ook geen onderzoek meer naar de 'misstanden' binnen de organisatie. Hij had de twee beklaagde accountants nodig om die korting te corrigeren. In 2020 vond onderzoek plaats door Van Doorne Advocaten naar aanleiding van de melding van misstanden. Dat maakt dat de beklaagden de melding dus niet in de doofpot stopten. De oud-bestuursvoorzitter vond destijds, anders dan de klager, onderzoek wel noodzakelijk. Mede hierom kan hem niet worden verweten dat hij de klager niet op de klokkenluidersregeling wees en dat hij die regeling niet heeft gevolgd.

De klacht tegen beide accountants is ongegrond verklaard. De tweede accountant kon vooral niets verweten worden omdat hij bij de afhandeling van de meldingen niet betrokken was.

 

Gerelateerde artikelen