Transfer Pricing: voorkom dat de fiscus het onderste uit de kan haalt

De internationale belastingautoriteiten hebben grote interesse in Transfer Pricing. In tijden van crisis wil elk land het onderste uit de kan, en de Belastingdienst in een land gaat er vaak voetstoots van uit dat wanneer een prijs afwijkt van de marktprijs de grensoverschrijdende ondernemer niet zakelijk heeft gehandeld. Hoe kunnen ondernemer en accountant dit voorkomen?

Transfer pricing is momenteel een belangrijk onderwerp waarmee de grensoverschrijdende ondernemer rekening moet houden als het gaat om internationaal ondernemerschap. Het staat voor ‘verrekenprijzen’ en is van belang als de ondernemer in meerdere landen is gevestigd, bijvoorbeeld in Nederland en Duitsland. Bij Transfer Pricing gaat het om de economische realiteit. Met behulp van een zogenaamde functionele analyse kan deze economische realiteit worden bepaald. Dit betekent dat  inzicht wordt verkregen in vragen hoe de winst van de grensoverschrijdende ondernemer wordt gerealiseerd en in welk land de winst wordt gemaakt.

De internationale belastingautoriteiten zijn zeer geïnteresseerd  in deze ‘economische realiteit’ want daarmee bepalen zij de grootte van de winst die ze in hun land kunnen belasten of de omvang van het eventuele verlies wat mag worden verrekend.  In tijden van crisis wil elk land het onderste uit de kan.  Maar met de juiste transfer pricing documenten kan de ondernemer goed beslagen ten ijs de discussie over transfer pricing issues met deze belastingautoriteiten voeren en het risico op eventuele boetes en naheffingsaanslagen zoveel mogelijk uitsluiten. 

Beide landen zullen belasting willen heffen over de winst van de grensoverschrijdende ondernemer, maar op dubbele belasting zit natuurlijk niemand te wachten. Daarom hebben de meeste landen bilaterale belastingverdragen met hun belangrijkste handelspartners, die bepalen welk land welke belasting mag heffen.

Hoe vast te stellen?

Bilaterale belastingverdragen beantwoorden niet de vraag welke bedragen voor geleverde goederen of diensten of welke rente uw bedrijven in Nederland en Duitsland aan elkaar mogen berekenen. Hierdoor wordt voor een belangrijk deel de winst in beide landen zelfstandig bepaald. Het is van belang om deze prijzen of rente op een juiste wijze vast te stellen. Er bestaan namelijk internationale regels over het vaststellen van deze zogenaamde verrekenprijzen tussen twee gelieerde ondernemingen. 

De Nederlandse en Duitse vestiging van hetzelfde bedrijf moeten met elkaar handelen volgens het zogenaamde ‘arm’s length principe’.  Dit betekent dat bij onderlinge transacties (zowel bij goederenleveranties als bij dienstverleningen zakelijke prijzen (prijzen die ook tussen onafhankelijke derden onder soortgelijke omstandigheden) overeengekomen moeten worden.  Het ‘at arm’s length’-beginsel is dus gebaseerd op het zakelijkheidsprincipe. Dit houdt in dat tussen gelieerde  partijen gehandeld moet worden alsof men handelt met een onafhankelijke derde. Bij het handelen tussen onafhankelijke derden kan men ervan uitgaan dat zakelijke prijzen voor goederenleveranties en dienstverlening tot stand komen.  De uitdaging bij goederen- en dienstenverkeer tussen gelieerde partijen is om vast te stellen of sprake is van zakelijk handelen en verder wat nu een juiste verrekenprijs (‘transfer price’) is. 

In de praktijk gaat een Belastingdienst in een land er vaak voetstoots van uit dat wanneer een prijs afwijkt van de marktprijs de grensoverschrijdende ondernemer niet zakelijk heeft gehandeld. Het is dus voor een onderneming van belang om gedocumenteerd aan te geven hoe een prijs tot stand gekomen is. In het internationale belastingrecht zijn diverse methoden ontwikkeld op grond waarvan de zakelijkheid van een verrekenprijs zou kunnen worden bepaald.

Hier komt nog bij dat de belastingdiensten van de verschillende landen een solide onderbouwing van de verrekenprijs (methode van prijsbepaling) in de dossiers van de multinationals willen zien (administratieve voorwaarden). Voldoet men niet aan deze administratieve voorwaarden dan stellen de belastingdiensten zich op het standpunt of wordt een bewijsvermoeden aangenomen dat de prijs niet zakelijk is.

Informatieplicht bij grensoverschrijdende transacties

Vanuit fiscaal oogpunt vraagt de Belastingdienst in de aangifte vennootschapsbelasting of  tussen de Nederlandse vennootschap en buitenlands gelieerde vennootschappen in het afgelopen jaar transacties zijn geweest.  Bij een nader onderzoek kan de Belastingdienst vervolgens om de hiervoor beschreven documentatie vragen. Vanuit accountantstechnisch oogpunt dient de administratie van de onderneming te voldoen aan de voorschriften van de NV COS (Controle en overige standaarden-Vgl ISA 550.24, A42-A45).  

De OESO heeft op 6 februari 2015 richtlijnen gepubliceerd met betrekking tot de implementatie van de zogeheten ‘Country by Country (CbC) Reporting’ voor (internationale) belastingheffing. Deze richtlijnen volgen het in september gepubliceerde rapport over de drietrapsaanpak voor transfer pricing documentatie (‘master file’, ‘local file’ en de CbC rapportage). Deze publicaties zijn een van de belangrijkste mijlpijlen van het ‘Base Erosion en Profit Shifting’ (BEPS) project van de OESO; de OESO/G20 en belastingdiensten zien het als de belangrijkste uitkomst in de discussie om meer transparantie binnen de internationale belastingheffing.

Uit dit alles blijkt wel dat een controlerend accountant zich ervan dient te vergewissen of de gehanteerde prijs tussen verbonden partijen voldoende zakelijk is vastgesteld. Kortom, vanuit verschillende invalshoeken is het noodzakelijk om de transfer pricing documentatie op orde te hebben.

Conclusie

De grensoverschrijdende ondernemer dient bij onderlinge goederenleveranties en dienstverrichtingen binnen zijn groep van vennootschappen zakelijk te handelen volgens het ‘arm’s length principe’.  Met de juiste transfer pricing documenten kan de ondernemer goed beslagen ten ijs de discussie over transfer pricing issues met nationale belastingautoriteiten voeren en het risico op eventuele boetes en naheffingsaanslagen zoveel mogelijk uitsluiten.

Tevens is de accountant verplicht om bij het opmaken van de jaarstukken  het ‘arm’s length’ karakter van grensoverschrijdende transacties binnen dezelfde groep van vennootschappen vast te stellen.

Mr. Jelle R. Bakker (jelle.bakker@bentacera.nl) is als belastingadviseur verbonden aan Bentacera in Leeuwarden en was eerder belastingadviseur in Den Haag, Moskou, Amsterdam, Bratislava en Kiev. Bentacera heeft een International Desk, gespecialiseerd in vragen over internationaal ondernemen, emigratie of remigratie en corporate finance. 

Gerelateerde artikelen