Tijdens detentie inkomstenbelasting verschuldigd over ontvangen uitkeringen

Een Nederlander die in 2011 gedetineerd was in Portugal is inkomstenbelasting verschuldigd over de uitkeringen die hij in dat jaar ontving. Dat heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant geoordeeld.

De man woonde in 2011 in Portugal en ontving in dat jaar een uitkering van € 53.654 en een AOW-uitkering van de SVB van € 5.876. Hij was in het onderhavige jaar gedetineerd in Portugal. Na een aantal aanmaningen heeft de man alsnog (maar te laat) zijn aangifte IB 2011 ingediend. Hij heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om vier belastingambtenaren te horen, maar de Rechtbank wijst dit af.

Blijkens HR 13 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5559, staat het de rechter vrij alleen dan (zelf) een getuige op te roepen indien hem dit in het kader van de op hem rustende taak zinvol voorkomt (vgl. ook HR 25 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2798). De Rechtbank ziet geen aanleiding om gebruik te maken van de in artikel 8:63, lid 3, Awb vermelde bevoegdheid. Dit omdat van de verklaringen van de belastingambtenaren een proces-verbaal is opgesteld en dit proces-verbaal in afschrift tot de stukken van het geding behoort.

Verder oordeelt de Rechtbank dat er, anders dan door de man is gesteld, geen sprake is van een vaststellingsovereenkomst tussen hem en de Inspecteur. Aanbod en aanvaarding komen namelijk niet overeen.

Ook verwerpt de Rechtbank de stelling van de man dat hij over de ontvangen uitkeringen geen inkomstenbelasting is verschuldigd omdat gedurende de periode van detentie ‘ook geen recht bestaat’ op uitkeringen.

Ten slotte verwerpt de Rechtbank de stelling van de man dat niet bij hem IB/PVV kan worden geheven maar dat de Inspecteur bij de uitkerende instanties de te weinig geheven loonheffing moet naheffen. Hij heeft hiervoor namelijk geen specifieke onderbouwing aangevoerd.

(Bron: Fiscanet)

 

Gerelateerde artikelen