Terechte navordering van vervreemdingsvoordeel

Toen achteraf bleek dat een afgescheiden particulier vermogen (APV) ten tijde van de inbreng niet op Curaçao maar in Nederland was gevestigd, beschikte de Inspecteur daarmee over een nieuw feit dat navordering rechtvaardigde. Dat heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant geoordeeld.

Belanghebbende (X) heeft in 2010 een deel van de door haar gehouden soortaandelen in een bv ingebracht in een naar het recht van Curaçao opgericht lichaam, genaamd APV (afgescheiden particulier vermogen). Op het moment van inbreng had X een aanmerkelijk belang in de bv.

De inbreng is het eerste onderdeel van een stappenplan dat erop gericht is om te zorgen dat de aanmerkelijkbelangclaim wordt afgeschud (hierna: de belastingconstructie). De belastingconstructie is ook bij andere aandeelhouders van de bv toegepast en is geadviseerd door een belastingadviseur (hierna: de structuuradviseur), die van een ander kantoor afkomstig is dan de adviseurs van X in de onderhavige procedure.

Op 1 april 2014 is een boekenonderzoek ingesteld naar de vestigingsplaats van het APV. Gebleken is dat het APV ten tijde van de inbreng niet op Curaçao maar in Nederland was gevestigd. Naar aanleiding hiervan is aan X een navorderingsaanslag opgelegd.

X bestrijdt niet dat het APV op het moment van de inbreng, naar achteraf is gebleken, feitelijk in Nederland was gevestigd en dat deze inbreng leidt tot een belastbaar vervreemdingsvoordeel op grond van artikel 4.12, aanhef en onderdeel b, Wet IB 2001. X bestrijdt dat de Inspecteur over een nieuw feit beschikt om na te vorderen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt echter dat de Inspecteur mocht uitgaan van Curaçao als vestigingsplaats van het APV. De Inspecteur beschikt met de vaststelling achteraf van de vestigingsplaats van het APV in Nederland over een nieuw feit.

Ten overvloede merkt de Rechtbank op dat aan de structuuradviseur kwade trouw is te verwijten doordat hij, ondanks zijn bekendheid met de feitelijke gang van zaken, de invulinstructie aan X heeft verstrekt waarbij – kennelijk – niet Nederland maar Curaçao en Malta zijn vermeld als vestigingsplaats van het APV. De kwade trouw van de structuuradviseur is aan X toe te rekenen.

Er is volgens de Rechtbank voorts geen sprake van schending van het inzagerecht of het vertrouwensbeginsel.

 

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen