Terechte navordering in verband met staking cafébedrijf
Een eigenaar van een café gedreven heeft zijn bedrijf op 29 december 2005 verkocht aan zijn zoon en schoondochter. Het pand is niet overgedragen. In 2007 overleed hij. In de aangifte IB/PVV 2005 van erflater is de staking van de onderneming niet vermeld. Over de jaren 2006 en 2007 zijn geen aangiften door of namens erflater ingediend.
De belastinginspecteur is op 4 juli 2011 in een beroepsprocedure over een later jaar op de hoogte gekomen van de koopovereenkomst van de onderneming, waaruit blijkt dat erflater per die datum zijn onderneming heeft gestaakt. In geschil is de in verband hiermee opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2005. De erven stellen dat de navorderingsaanslag niet tijdig is opgelegd. Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt echter dat de bekendmaking van de navorderingsaanslag op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden en dat deze bekendmaking tijdig is geschied.
Ook de stelling dat geen sprake is van een nieuw feit wordt door het gerechtshof verworpen. De belastinginspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van het opleggen van de definitieve aangifte niet bekend was of kon zijn met de overdracht van de onderneming in 2005. De staking van de onderneming heeft niet in 2006 plaatsgevonden, oordeelt het gerechtshof.
De juridische levering heeft plaatsgevonden in 2005 en gelet op hetgeen is bepaald in de verkoopovereenkomst, acht het gerechtshof aannemelijk dat ook de feitelijke levering heeft plaatsgevonden in dat jaar. Gelet op de inhoud van de verkoopovereenkomst werd het cafébedrijf vanaf 29 december 2005 door en voor rekening en risico van koper gedreven en heeft erflater zijn onderneming in 2005 gestaakt.
Het gerechtshof acht tenslotte de door de belastinginspecteur vastgestelde omvang van de stakingswinst (€ 152.815) juist.
(Bron: Fiscanet)