Terechte crisisheffing over behaald loon

In de grondslag van een crisisheffing is terecht loon uit vroegere dienstbetrekking begrepen, oordeelt Rechtbank Noord-Holland.

In 2012 hebben werknemers van een BV een voordeel behaald met de uitoefening van optierechten die in het verleden zijn toegekend. De BV heeft voor het tijdvak maart 2013 aangifte loonheffingen gedaan, waarbij een bedrag van € 19.159 aan pseudo-eindheffing hoog loon in de zin van artikel 32bd Wet LB 1964 (crisisheffing) is aangegeven.

De BV stelt in deze procedure dat de crisisheffing in strijd is met het wettelijk systeem, met internationale discriminatieverboden en met artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Rechtbank Noord-Holland verwerpt dit standpunt onder verwijzing naar de arresten HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:121 en ECLI:NL:HR:2016:124.

Dat sprake is van een individuele en buitensporige last heeft de onderneming niet onderbouwd. Ook deze stelling wordt daarom verworpen. De BV stelt verder dat in de grondslag van de crisisheffing ten onrechte loon uit vroegere dienstbetrekking is begrepen. De optierechten, ofschoon uitgeoefend in 2012, betreft immers een beloning voor werkzaamheden die door de desbetreffende werknemers in eerdere jaren zijn verricht.

Volgens de rechtbank is echter sprake van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en behoort het tot de grondslag waarover de crisisheffing wordt geheven. Het andersluidende standpunt van de BV is onjuist.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen