Terechte aanslag schenkingsrecht 24 jaar na de schenking
X (belanghebbende) beschikte over een tegoed op een rekening bij een buitenlandse bank dat bij de fiscus niet bekend was. Hij heeft dit gemeld met gebruikmaking van de inkeerregeling.
Op de vraag naar de herkomst van het tegoed heeft X aan de Inspecteur medegedeeld dat de bankrekening in 1991 is geopend maar dat hij niet weet welk bedrag toen op de rekening is gestort. Hij heeft voorts gemeld dat het toen gestorte geld afkomstig was uit de verkoop van onroerende zaken in Nederland door zijn ouders. Vervolgens hebben partijen gecorrespondeerd over de hoogte van het buitenlandse tegoed.
De Inspecteur heeft met X een vaststellingsovereenkomst (vso) gesloten over na te vorderen inkomstenbelasting in verband met het aanhouden van het buitenlandse tegoed. X heeft de vso op 19 juli 2014 getekend.
Per brief van 26 maart 2015 heeft de Inspecteur aan X medegedeeld dat hem is gebleken dat de ouders in 1991 aan X een schenking hebben gedaan en dat hij daarom voornemens is aan X een aanslag schenkbelasting op te leggen. De verkrijging is ambtshalve berekend op ƒ 535.307 (€ 242.912) en de daarover verschuldigde belasting op ƒ 81.729 (€ 37.087). Conform die mededeling is een aanslag schenkingsrecht opgelegd.
X stelt in deze procedure dat de Inspecteur niet bevoegd is om de aanslag op te leggen. Rechtbank Den Haag is het niet met X eens. Nu de aanslag in het recht van schenking is opgelegd tijdens het leven van de schenkers en van de begiftigde, kan niet worden geoordeeld dat de aanslag niet binnen de daarvoor gestelde termijn (artikel 66, lid 1, aanhef en onder 2°, SW 1956) is opgelegd (vgl. Hof Amsterdam 19 september 1997, V-N 1998/7.10).
De Rechtbank verwerpt het standpunt van X dat het opleggen van de aanslag in strijd is met de vso en met het gelijkheidsbeginsel. Mede in aanmerking nemend dat van de onderhavige schenking geen aangifte is gedaan, is de Rechtbank voorts van oordeel dat het niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel om 24 jaar na de schenking een aanslag in het recht van schenking op te leggen. Er is ook geen strijd met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM, aldus de Rechtbank.
(Bron: Fiscanet)