‘Tekorten pensioenfondsen zullen minder snel afnemen’
Dat stelt pensioenadviseur Aon Hewitt op basis van de voorgeschreven methodiek die pensioenfondsen hanteren in de herstelplannen die zij eind maart bij De Nederlandsche Bank (DNB) indienden.
DNB schrijft voor dat pensioenfondsen bij de verwachte ontwikkeling van hun dekkingsgraad geen rekening hoeven te houden met de dalende UFR. Juist die UFR ligt ten grondslag aan de toekomstige dekkingsgraad. De dekkingsgraad van een gemiddeld pensioenfonds zal daardoor bij ongewijzigde regelgeving aan het einde van de herstelperiode in werkelijkheid tot zo’n 10 procentpunt lager liggen dan in de herstelplannen is vermeld. Voor een pensioenfonds met een ouder deelnemersbestand gaat het overigens om zo’n 5 procentpunt.
Op basis van de voorschriften van DNB rekenen de pensioenfondsen in hun herstelplannen met de UFR-rente van eind 2015: 3,2 procent per jaar. De UFR is echter gebaseerd op de gemiddelde 20-jaars-marktrente over de achterliggende 10 jaar. Omdat de marktrente de afgelopen jaren is gedaald, neemt op termijn ook de UFR af. Indien de rente op het huidige niveau blijft, zal de UFR in 10 jaar tijd dalen naar 1,7 procent op jaarbasis. Met deze voorziene rentedaling mochten de pensioenfondsen geen rekening houden in hun herstelplannen.
De inschatting van de toekomstige rente heeft ook gevolgen voor eventuele kortingen die fondsen doorvoeren om een dekkings- of reservetekort op te lossen. “Als de fondsen rekening hadden moeten houden met de verder dalende UFR, dan zouden de dekkingsgraden van pensioenfondsen minder snel verbeteren. Aanzienlijk meer pensioenfondsen zouden dan een korting hebben moeten verwerken in hun herstelplan,” zegt Frank Driessen, Chief Commercial Officer bij de afdeling Retirement & Financial Management van Aon Hewitt. Pensioenfondsen die vijf jaar onafgebroken met een dekkingstekort hebben gekampt, moeten over enkele jaren korten bij een huidige actuele dekkingsgraad van 90 tot 93 procent. “Dat zou anders al bij een huidige actuele dekkingsgraad tussen 94 en 99 procent moeten gebeuren,” aldus Driessen. Hij pleit er dan ook voor om dit aspect mee te nemen in de discussie over een eventuele aanpassing van de rentetermijnstructuur.