Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij gepubliceerd
Voorwaarde is dat alle melkkoeien worden afgevoerd. Het is de keuze van de melkveehouder of hij het bij de melkveestapel behorende jongvee blijft aanhouden of eveneens afvoert. Of alle af te voeren dieren in aanmerking komen voor de premie is afhankelijk van de wijzigingen in de dieraantallen die sinds 1 oktober 2016 op het melkveebedrijf hebben plaatsgevonden. De subsidie wordt verleend voor het aantal melkkoeien dat op de eerste dag van de openstellingsperiode op het bedrijf aanwezig is tot een maximum van het aantal melkkoeien dat de melkveehouder op 1 oktober 2016 had. Ook voor afgevoerd jongvee kan een premie worden ontvangen. Dit is voor ten hoogste 0,44 kalveren en 0,36 pinken per melkkoe waarvoor subsidie wordt verleend.
Er zijn in het kader van deze regeling drie mogelijke afvoerbestemmingen. Meestal zal de afvoer van melkkoeien betekenen dat de dieren zullen worden geslacht. De melkveehouder kan ook kiezen voor export van zijn dieren. Tenslotte kan het voorkomen dat aangemelde dieren sterven en ter destructie worden afgevoerd.
De eerste tranche van de regeling zal worden opengesteld met ingang van week 8 van 2017. Het voornemen is om hierna nog twee tranches open te stellen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de premie is rekening gehouden met de afname van de financiële opbrengsten van het melkveebedrijf als gevolg van de afvoer van het melkvee, onder aftrek van de vermindering van de kosten als gevolg van de afvoer van het melkvee op het bedrijf in 2017. Het bijbehorende jongvee kan eventueel eveneens worden afgevoerd en in aanmerking komen voor de premie. Daartoe zijn in de regeling premie-omrekeningsfactoren opgenomen. Deelname aan een latere tranche betekent een kortere leegstandsperiode van het melkveebedrijf in 2017, hetgeen een naar rato lagere vergoeding per dier oplevert. Deelname aan de eerste tranche is aantrekkelijk gemaakt door de premie in de eerste tranche met een toeslag op te hogen. Om deze redenen is elke volgende tranche financieel minder aantrekkelijk dan de voorgaande.
Fiscale gevolgen
De regeling leidt niet tot heffing van BTW over de subsidie. De subsidie per koe is altijd gekoppeld aan de bedrijfsbeëindiging. Uit de regeling is geen verbruik bij wie dan ook, anders dan de samenleving in algemene zin, vast te stellen van het tegen subsidie beëindigen van het bedrijf en daarmee de fosfaatproductie in Nederland te verminderen.
Voorts geldt de hoofdregel dat subsidies die een ondernemer ontvangt tot de winst behoren. De fiscale wet- en regelgeving op het gebied van bedrijfsbeëindiging blijft ongewijzigd. Dit betekent dat een ondernemer die zijn koeien geheel of gedeeltelijk afvoert op basis van de hier aan de orde zijnde regelgeving nog steeds kan kwalificeren als fiscale ondernemer die een landbouwbedrijf uitoefent, mits ook nadien fiscaal aan de aan ondernemerschap te stellen voorwaarden wordt voldaan. De fiscale regelingen voor agrariërs blijven in voorkomend geval van toepassing.