Stratenmaker: ‘Hoge belastingaanslagen schuld boekhouder’
Door Jan Smit
Zaaknr. 20/1235
Omdat zijn boekhouder hem niet tijdig heeft geïnformeerd en geadviseerd zag hij zich ‘ineens geconfronteerd’ met een ‘enorme belastingschuld’. Dat betoogde een stratenmaker uit het Gelderse Loenen maandagmiddag bij de Accountantskamer.
Die ‘boekhouder’ in kwestie is de directeur van een klein accountantskantoor. De man is zelf geen accountant. Dus diende de stratenmakerstaat een klacht in tegen de – enige – RA binnen dit kantoor. Die gaf maandag acte de présence.
Klager kreeg vorig jaar een belastingaanslag van 33.000 euro. Die had volgens hem betrekking op de jaren 2017 en 2018. Naar zijn zeggen wist hij van niets. “Ik heb een dure lening moeten afsluiten om die aanslag te kunnen betalen.”
Volgens de man had zijn boekhouder hem daarvoor moeten behoeden. “De boekhouder belde vaak pas een dag voordat de aangiften omzet- en inkomstenbelasting de deur uit moesten. Of ik akkoord ging. Dat deed ik dan maar, ik moest wel.”
De boekhouder had hem veel eerder moeten inlichten, betoogde de stratenmaker. “Een boekhouder heeft ook een zorgplicht. Hij had moeten zeggen: de belastingaanslagen zitten er weer aan te komen, dus houd daar rekening mee.”
De RA had een andere lezing. De boekhouder deed zo laat aangifte uit coulance, om de man zo lang mogelijk de gelegenheid te geven de nog openstaande aanslagen te betalen, aldus de accountant. Dat klager niet zou zijn gewaarschuwd, bestreed hij. “We hebben hem er regelmatig voor gewaarschuwd dat hij privé teveel uit de zaak haalde.”
Dat laatste klopt, beaamde de stratenmaker. “Maar ik heb steeds gezegd: doe dan iets om ervoor te zorgen dat de aanslagen niet zo hoog zijn. Verhoog bijvoorbeeld de voorbelasting; die was slechts 175 euro per maand. Of doe iets met de pensioenopbouw. Daar werd nooit iets mee gedaan.”
Zo zit de vork niet helemaal in de steel, reageerde de RA. Klager kreeg volgens hem regelmatig te maken met suppleties. “We vroegen hem dan die te ondertekenen zodat we ze konden insturen. Hij zei dan dat we ze maar moesten laten liggen. Dat deden we dan. Door boetes en naheffingen is de schuld uiteindelijk zo opgelopen.”
Had het accountantskantoor de opdracht toen niet moeten teruggeven? Wilde een van de tuchtrechters weten.
De RA: “Wij kunnen toch geen suppleties indienen als de klant dat niet wil? Het blijft per slot van rekening zijn verantwoordelijkheid.”
Daar hadden de leden van het gremium duidelijk moeite mee. De voorzitter: “Als je ziet dat iemand het niet goed doet richting Belastingdienst, dan zegt u: dat is niet mijn pakkie an?”
RA: “Nee, dat zeg ik niet.”
Voorzitter: “Dat zegt u wél. Dan ben je toch met elkaar een aantal jaren wat aan het aanklooien!”
Ook klager kreeg de nodige vragen. “U was ondernemer en btw-plichtig. Dan weet je toch dat er regelmatig correcties nodig zijn op de btw-aangiften? Dat je daar geld voor opzij moeten zetten?”, opperde een van de andere leden van het tuchtcollege.
Klager: “Ik wist niets.”
Tuchtrechter: “U wist toch dat u privé teveel opnam.”
Klager: “Ja, maar dat van die 33.000 euro wist ik niet. En als je van niets weet, kun je ook niets apart zetten.”
“Een lastig verhaal, u wijst naar elkaar,” concludeerde de voorzitter.
Lastig lijkt in deze een understatement. De opdrachtbevestiging, notulen: er staat niets op papier. Dus tast de Accountantskamer voor wat betreft de bewijslast grotendeels in het duister.
Aan die omissies in de cliëntendossiers wordt inmiddels hard gewerkt, verzekerde de RA: “Ik heb een nieuwe collega die dit soort zaken gaat aanpakken. Dit zal niet meer gebeuren.”
De uitspraak: Boekhouder stratenmaker niet debet aan hoge belastingaanslagen