Spaaroverschot huishoudens en bedrijven neemt af
Het overschot op de lopende rekening bedroeg vorig jaar 7,9 procent van het bruto binnenlands product (bbp). In 2013 was dat zogeheten spaaroverschot met ruim 10 procent historisch groot, maar sindsdien is het overschot geleidelijk kleiner geworden. Het overschot bij huishoudens en bedrijven nam af, terwijl het spaarsaldo van de overheid omsloeg van tekort naar overschot. Nederland heeft al decennia een spaaroverschot. Dat betekent dat alle Nederlandse ingezetenen (bedrijven, overheid, huishoudens) samen minder besteden dan zij aan inkomsten hebben.
Huishoudens besteden meer
Het spaaroverschot van de huishoudens bedroeg in 2016 ruim 3 miljard euro, tegen bijna 22 miljard in 2013. Het overschot nam vooral af doordat huishoudens en instellingen meer zijn gaan uitgeven. De consumptieve bestedingen namen in drie jaar tijd met 16 miljard euro toe, de investeringen in vaste activa met 13,5 miljard. Bij die vaste activa gaat het met name om nieuwbouwwoningen. De toename volgt op het herstel op de woningmarkt. De verkoop van bestaande koopwoningen telt hier niet als investering. Dat komt doordat het totale huizenbezit door de huishoudens als groep niet verandert als een woning van het ene naar het andere huishouden overgaat.
De toegenomen verkoop van zowel nieuwe als bestaande woningen vormde de laatste jaren wel een stimulans voor de bestedingen: mensen die verhuizen, geven doorgaans immers veel geld uit aan zaken als keukens, meubels en verf.
De inkomsten van huishoudens stegen met name in de periode 2013-2015 nauwelijks.
Niet-financiële bedrijven boeken minder inkomsten uit vermogen
Niet alleen het spaaroverschot van de huishoudens, maar ook dat van de niet-financiële bedrijven is de laatste jaren afgenomen. In 2016 bedroeg het spaaroverschot van de niet-financiële bedrijven 47,7 miljard euro, terwijl dit in 2012 nog 65,7 miljard euro was.
De inkomsten (middelen) van niet-financiële bedrijven namen na 2012 iets toe door een geleidelijke toename van de toegevoegde waarde. Het inkomen uit vermogen, zoals rente, dividenden en herbelegde winsten in dochterondernemingen, nam daarentegen af van 60,3 miljard euro in 2012 naar 32,2 miljard in 2016. Dat komt voor een deel door lagere renteopbrengsten, die samenhangen met de daling van de kapitaalmarktrente. Niet-financiële bedrijven boekten in 2016 ook 16 miljard euro minder aan ontvangen dividenden dan in 2012.
Aan de bestedingenkant van niet-financiële ondernemingen zijn de loonkosten en sociale premies toegenomen, net als de investeringen in vaste activa.
Vooral de chemische industrie boekte na 2012 veel minder ontvangen dividenden en winsten uit buitenlandse deelnemingen, terwijl deze bedrijfstak wel meer dividenden uitkeerde. De chemische industrie is dus voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de afname van het spaaroverschot van niet-financiële vennootschappen.
Financieel bezit bedrijven blijft toenemen
Ondanks de daling van het spaaroverschot is de groei van de financiële bezittingen van niet-financiële vennootschappen doorgegaan. Met name niet-beursgenoteerde aandelen werden aangeschaft. Niet-financiële vennootschappen haalden hun financiering voor een belangrijk deel uit de uitgifte van aandelen en schuldbewijzen. Vooral het buitenland blijkt de financiering te verschaffen: leningen door Nederlandse financiële instellingen werden in de afgelopen jaren per saldo zelfs afgelost: er werd dus meer afgelost dan geleend.