‘Second opinion onderzoek Aegon’s Sprintplan is broddelwerk’
Het is niet de eerste keer dat het omvangrijke Dossier Sprintplan centraal staat in een tuchtklacht bij de Accountantskamer. De advocaat van de Vereniging Consument & Geldzaken vroeg een forensisch onderzoeksbureau te onderzoeken of het klopte dat Aegon-dochter Spaarbeleg amper belegde en zo de deelnemers aan dit beleggingsproduct misleidde. De forensisch accountant concludeerde niet dat Aegon in obligaties belegde, maar evenmin of het tegendeel waar was. De raadsman, Luc Jurgens, vroeg vervolgens een onderzoeker van de Radboud Universiteit, die tegelijk ook registeraccountant is, om een soort van second opinion. De conclusie van de onderzoeker was duidelijk: de forensisch accountant had moeten concluderen dat Spaarbeleg niet belegde. Jurgens spande vervolgens een tuchtzaak aan tegen de forensisch accountant, die hij verloor.
Maandag was het de forensisch accountant die de klagende partij was. Hij meent dat de 'second opinion' broddelwerk is en dat deze accountant zich niet hield aan de beroepsregels. De onderzoeker had zich moeten realiseren dat zijn rapport niet onafhankelijk kon zijn. Ook staat in het rapport niet aangegeven dat het voor een gerechtelijke procedure gebruikt zou worden, dat het een persoonsgericht onderzoek was en wie de opdrachtgever was. Gebruikers van dit rapport, waaronder rechters, krijgen zo onvolledige informatie, aldus de klager. “Hierdoor is de objectieve waarheidsvinding belemmerd.'' De onderzoeker had geen deugdelijke grondslag voor zijn conclusies. Hij heeft schade toegebracht aan zijn opdrachtgever, de advocaat Jurgens. “Die dacht keihard bewijs in handen te hebben. En dat hij in de media zich negatief uitliet over mij, kenmerkt zijn houding.'' De forensisch onderzoeker verweet de beklaagde dat hij uit ging van alleen de jaarrekeningen. “In het bewijsrecht is de jaarrekening slechts een afgeleide van de daadwerkelijke bron. Het is geen keihard feit. De waarheid staat in de administratie, in de brondocumenten. Absolute zekerheid heb je niet met alleen de jaarrekeningen.''
Volgens de beklaagde moet iedereen die de openbare stukken leest, tot een andere conclusie komen dan de forensisch accountant. “Bij minutieus onderzoek moet je concluderen dat de samenstelling van de beleggingen niet wordt gerapporteerd. En dat de gesuggereerde beleggingswijze volledig afwijkt ten opzichte wat vooraf aan mededelingen is gedaan. De forensisch onderzoeker deed daar niets mee. Hij rapporteert dat belegd is in opties en in obligaties, wat onjuist is.'' Zo ontbraken winst- en verliesrekeningen 'in de cruciale jaren 2001-2003' en zijn bij de jaarrekeningen 1999-2005 ten onrechte goedkeurende accountantsverklaringen afgegeven, zo vond de beklaagde. Op de vraag van de Accountantskamer waarom hij de forensisch onderzoeker geen mogelijkheid tot wederhoor gaf, antwoordde hij dat dit gezien 'de vele procedures' die al liepen, geen zin had.
Raadsman Jurgens, aanvankelijk opgeroepen als getuige, wees herhaaldelijk op een passage in een jaarrekening waarin gesteld werd dat in otc-opties belegd is. Iets dat niet waar kan zijn. De advocaat kwam met een aanvullend betoog waarbij de voorzitter zich afvroeg of hij nu opeens een klacht tegen de klager aan het indienen was. Op herhaalde sommeringen van de voorzitter om zijn betoog te eindigen, ging hij niet in. “Staat u wel open voor de feiten?'' vroeg de raadsman zich af.
Vonnis over circa 15 weken.
(Zaaknr. 16/1533)
Lees ook:
[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]