Schorsing voor RA die filmsubsidies fiatteerde
Zaaknr. 18/2055
Over deze zaak schrijven wij: Filmfonds beticht RA en zijn kantoor van ‘damage control’
Volgens het tuchtcollege heeft de accountant niet gewerkt volgens het Controleprotocol. De Accountantskamer heeft ook zwaar meegwogen dat de opdracht betrekking heeft op de controle van de besteding van publieke gelden. De RA handelde in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, aldus het vonnis.
De RA was huisaccountant van een filmproducent. Hij stelde niet alleen de jaarrekening op, maar gaf ook goedkeurende verklaringen af voor de rechtmatige besteding van subsidies.
De eindafrekening van een van de films van de producent bevatte echter op tal van vlakken ‘onjuistheden en niet verklaarbare zaken’. Dit had onder meer betrekking op het doorbelasten van kosten van apparatuur waarvan niet duidelijk was of deze eigendom was van de productiemaatschappij en kosten die niet waren onderbouwd met bewijsstukken.
Voor het filmfonds dat de subsidie had verstrekt, tevens de organisatie die de klacht indiende, reden een ander accountantskantoor te vragen voor een second opinion.
De uitkomst was schokkend. Van ruim 200.000 euro aan kosten ontbrak de relatie tot de filmproductie of de onderbouwing. Dat was liefst 11 procent van de totale begroting – ver boven de materialiteitsgrens van 3 procent.
Dit filmfonds klaagde daarover bij het accountantskantoor, maar kreeg nul op rekest. Pas na lang aandringen bleek het kantoor bereid tot een intern onderzoek. Conclusie: de goedkeurende verklaring had niet mogen worden verstrekt.
Het kantoor nam ingrijpende maatregelen: de RA mag geen controles meer verrichten en controleverklaringen tekenen namens het kantoor. Het kantoor zal geen verantwoordingen meer controleren voor het fonds en er is incidentmelding gedaan bij de AFM.
Maar voor het fonds was dit niet voldoende. Het kantoor, maar ook de RA, had direct moeten onderzoeken of er meer controleverklaringen ondeugdelijk waren. Immers, het kantoor en ook de RA hadden vaker goedkeurende verklaringen verstrekt voor de rechtmatige besteding van de subsidies – De RA bij ten minste vier films. Bovendien had het hen gesierd wanneer zij andere filmfinanciers ‘pro-actief’ hadden laten weten dat de verklaring was ingetrokken. Immers, de verklaring was door de producent ook aan andere financiers verstrekt; die wisten nog steeds van niets.
Die kritiek leek niet onterecht. Onder druk van lopend procedures besloot het kantoor alsnog andere eindafrekeningen waarvoor een goedkeurende controle is verstrekt ook te onderzoeken. Bij deze inspecties waren bij één film inmiddels dezelfde fouten ontdekt.
Die passieve houding was voor het filmfonds aanleiding voor het indienen van een officiële tuchtklacht.
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle