Sandra Schreuder, Accountantskamer: ‘Je kunt altijd je opdracht teruggeven’

De nieuwe voorzitter van de Accountantskamer deelt haar visie op het tuchtrecht en de kritiek van MCA en CTA.

Accountants liggen nog steeds onder vuur, blijkt uit recente rapporten van de Monitoring Commissie Accountancy (MCA) en de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA). Sandra Schreuder is sinds 1 januari de nieuwe voorzitter van de Accountantskamer. Hoe kijkt zij aan tegen deze kritiek? En, wat kan het tuchtrecht hierin betekenen? Deel 1 van een tweeluik over 10 jaar Accountantskamer.

Door Jan Smit

Terwijl haar vriendinnen langzaam afbouwen, is Sandra Schreuder in de herfst van haar carrière begonnen aan een nieuwe uitdaging. 

Ze is per 1 januari gestart als voorzitter van de Accountantskamer, voor een termijn van ten minste zes jaar. Schreuder, sinds 1996 rechter in onder meer civiele- en insolventiezaken – ze was bijvoorbeeld rechter-commissaris in het faillissement van Eurocommerce, de grootste particuliere kantorenbouwer van Nederland – en tevens voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam (RTG Amsterdam), treedt daarmee in de voetsporen van Michiel Werkhoven, de man die het tuchtcollege de afgelopen tien jaar vanaf scratch op de kaart zette. 

Lees ook: Evaluatie 10 jaar Accountantskamer 'instituut met tanden'

Schreuder valt met haar neus in de boter. Door recente rapporten staat de accountant weer volop ter discussie. Ook de functie van de Accountantskamer is geëvalueerd. De uitkomst is positief. Als deskundig, gezaghebbend en onafhankelijk kwalificeren de onderzoekers het jubilerende tuchtcollege. De beroepsgroep zelf zit weliswaar in de lift, maar presteert nog steeds onder de maat, concluderen de MCA en de CTA. Ook het imago van de accountant behoeft verbetering. 
 
Maar helemaal gespeend van kritiek was de evaluatie niet. De doorlooptijd van klachten kan korter, ook moet de kamer zich meer profileren. Koren op de molen van Schreuder, die ervaring heeft als persrechter en zich bij het RTG Amsterdam onder meer heeft beziggehouden met het verkorten van de doorlooptijden en de communicatie. Voldoende stof voor een interview met de nieuwe preses, die al sinds 1 april meedraait. 

Wat is u opgevallen de eerste negen maanden?
“Dat er veel wordt verwacht van accountants. Al vind ik dat nu ook weer niet zo heel erg verbazingwekkend, dat zie je in andere beroepsgroepen ook. Als er in de rechtspraak een fout wordt gemaakt of in een ziekenhuis dan is de samenleving daar ook boos over, omdat je het niet verwacht. De realiteit is natuurlijk: waar gewerkt wordt vallen spaanders. Het is voor een accountant best ingewikkeld om het publieke belang in de gaten te houden. Aan de andere kant denk ik: je moet misschien ook veel sneller te rade gaan bij een collega, intervisie doen, vragen: wat zal ik doen? En, moet ik mij hier niet terugtrekken? Ik bedoel: je kunt altijd je opdracht teruggeven. Het is net alsof accountants soms niet aanvoelen dat ze in de wedstrijd getrokken worden; dat ze zich dan toch weer voor het karretje laten spannen.

Tegelijkertijd worden er bij ons ook klachten ingediend tegen accountants die hun rug wel recht houden, die dan, als ze een jaarrekening moeten controleren, zeggen: dit geeft geen getrouw beeld, we verstrekken geen goedkeurende verklaring. Die hun rekeningen niet betaald krijgen en ook nog eens een tuchtklacht aan de broek krijgen. Soms denk ik wel eens: het zit misschien ook voor een deel in de kwaliteit van je organisatie of in het persoonlijk leiderschap van de betreffende accountant; of je nee durft te zeggen tegen je klant of niet.”

Wat heeft 10 jaar Accountantskamer opgeleverd?
“Ik denk dat er een instituut staat met een groen vinkje erachter. Zo van: het voldoet, wat ze doen is in lijn met de doelstellingen.”

Wat vond u van de conclusies van de evaluatie?
“Ik was er heel blij mee als inkomend voorzitter. Voor mij was het ook een soort ijkpunt van: waar staat deze club? De punten die eruit kwamen waren punten waarvan ik toen ik bij de Accountantskamer begon ook dacht: hier zouden we iets aan moeten doen.”

Tegelijkertijd concluderen de CTA en de MCA dat de accountant nog wel stappen moet maken…
“In controlezaken wel, ja. Maar dan heb je het over een relatief klein deel van alle werkzaamheden van een accountant. In de media wordt dat onderscheid niet altijd gemaakt. Wij behandelen per jaar gemiddeld 120 klachten. Daarbij zitten zo’n tien tot vijftien controlezaken, waarvan maar vijf hele grote. Die commissies hebben met name gekeken naar de auditkwaliteit. Het is eigenlijk maar een klein deel van de accountants die dit aangaat. Bovendien: in ieder jaarverslag zit wel een fout.”

Waarom is het imago van de beroepsgroep dan nog steeds zo slecht?
“Dat heeft misschien te maken met wat men de verwachtingskloof noemt: Wat denk de samenleving dat de accountant doet? Wat doet de accountant echt? En, wat wíl de samenleving dat de accountant doet? Die kloof zie je overal, of je nu naar de zorg kijkt, naar de accountancy of naar de rechtspraak: overal wil de samenleving optimale beveiliging en geen enkele schade. Terwijl de realiteit is dat je dit nooit helemaal kunt uitsluiten in het werk van professionals, maar je kunt wel de structuur zo inrichten dat je fouten zoveel mogelijk kunt voorkomen. Daar gaat volgens mij de hele discussie om: hoe definiëren we nu kwaliteit van controles en hoe moet je die organiseren en waarborgen?”

De rol van de accountant wordt overschat?
“Wat mij opvalt: soms wordt een accountant betrokken in een wedstrijd waarin hij eigenlijk helemaal geen partij is, maar waar een van de partijen hem in trekt. Als extra munitie. Bij de Accountantskamer speelt dat vaak. Een partij wil een nadelig rapport van tafel. Curatoren proberen om extra geld, een schadevergoeding te krijgen voor de boedel. Wij zijn er om onkunde aan te pakken, de rotte appels eruit te halen, maar je wordt soms wel ingezet, zo van: mijn advocaat zei: dien maar eerst een klacht in bij de tuchtrechter, dan zien we wel verder.”

Wordt de kamer dan gebruikt?
“In bepaalde zaken denk ik: het is goed dat je een uitspraak hebt vanuit de beroepsgroep, hoe die ertegenaan kijkt. Maar als je kijkt wat het kost, gemiddeld zo’n 7700 euro per tuchtzaak, terwijl het griffierecht maar 70 euro bedraagt. Je hebt het dan wel over publiek geld waar je je voordeel mee kunt doen.”

Is het tuchtrecht wel voldoende transparant? 
“De zittingen zijn openbaar, de uitspraken staan op de website en op tuchtrecht.nl. Maar het kan beter. Michiel [Werkhoven, Schreuders voorganger, red.] is vooral een inhoudelijke rechter die is aangezocht om dit op te zetten. We zijn nu toe aan een volgende stap. We krijgen bijvoorbeeld een nieuwe website waarop we voorafgaand aan een zitting ook kort gaan vermelden waar de klacht over gaat. Er is een nieuwe huisstijl met logo, er komt een jaarverslag en een persprotocol. Daarnaast: het belang van een aangeklaagde accountant moet je wel goed meewegen, want als je een niet onderbouwde ‘onzinklacht’ hebt kan dat grote gevolgen hebben. Daar zit spanning op.”

De media publiceren geen namen van aangeklaagde accountants. Namen van kantoren waarbij ze werkzaam zijn noemen ze soms wel. U vindt dat geen goede zaak. Kunt u dat uitleggen?
“Het tuchtrecht gaat uit van de persoon, toetst het handelen van de individuele  professional. Dat heeft dus helemaal niets te maken met de organisatie die daarachter zit. Wat ik nu terug hoor is dat kantoren zeggen: jij gaat niet in hoger beroep, want anders komen we weer in de krant. Soms stel je vast dat de fout wordt gemaakt omdat een organisatie de kwaliteit niet op orde is, dus dan kan ik mij voorstellen dat in de media de naam van het ziekenhuis of een kantoor wordt genoemd. Maar als de accountant een fout heeft gemaakt waar het kantoor helemaal niets mee te maken heeft, dat gaat soms wel eens te ver vind ik.”

Maar als je bij een KPMG of EY zit, speel je in de Champions League van de financiële wereld. Dat hebt u zelf gezegd bij uw beëdiging. 
“Ik snap het vanuit journalistiek perspectief. Maar ik heb ook wel eens een andere journalist horen zeggen dat het ook een soort leedvermaak is, een soort afrekencultuur. Zo van: die RA, waar is die van? Van kantoor A? Aha, dan gaan we die eens even aanpakken.”

Uw voorganger, Michiel Werkhoven, en ook het CTA opperen het idee om als Accountantskamer, naast de wettelijke maatregelen, ook meer educatieve maatregelen op te kunnen leggen. Hoe staat u daartegenover? 
“Daar sta ik helemaal achter. Dat je zegt: je moet meer aan intervisie doen, of je moet begeleiding krijgen vanuit je kantoor, of je mag bepaalde controles voorlopig niet meer doen. Soms stel je vast dat het bijvoorbeeld in de communicatie helemaal verkeerd gaat. Daar kun je iemand in bijscholen. Zulke maatregelen zie je ook wel bij het tuchtrecht in andere sectoren; een voorwaardelijke schorsing met als voorwaarde een cursus te volgen en dan ziet de inspectie toe op naleving. Dat zou hier ook heel goed zijn. Je legt nu wel eens een maatregel op en dan? Wordt het werk er nu echt beter van? Dat is altijd de vraag. Je hoopt het maar, we weten het niet.”

Gerelateerde artikelen