Rendementsheffing van box III niet in strijd is met EVRM

De 4%-rendementsheffing van box III is niet in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gerechtshof Den Bosch bevestigt in hoger beroep een eerdere uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Op 1 januari 2013 heeft belanghebbende een vermogen van circa € 1,1 miljoen euro. Het vermogen bestaat bijna geheel uit spaartegoeden. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 43.646. De belasting daarover bedraagt € 13.093.

Het werkelijke rendement dat belanghebbende met dit vermogen heeft behaald bedraagt € 26.626. In geschil is of de 4%-rendementsheffing van box III in strijd is met het eigendomsrecht van artikel 1 EP bij het EVRM.

Volgens het Hof maakt belanghebbende aannemelijk dat een particuliere belegger over een reeks van jaren bezien op spaargeld geen rendement van 4% heeft kunnen behalen. Het rendement op spaargeld sec is volgens het Hof echter niet de norm. Wel is de norm het gemiddelde rendement dat over een langere periode wordt behaald met een mix van beleggingen waarbij de belastingplichtige niet (veel) risico hoeft te nemen. Ten aanzien daarvan heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat een rendement van 4% te hoog is.

De omstandigheid dat de wetgever met ingang van 1 januari 2017 de zogenoemde rendementsklassen heeft ingevoerd, is niet van belang voor het jaar 2013. Ook is geen sprake van een buitensporige last voor belanghebbende. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Gerelateerde artikelen