Recreatiewoning is woning in de zin van ozb

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat een recreatiewoning waarbij de woonfunctie overheerst een woning is in de zin van de onroerendezaakbelasting (ozb).

Een nv is eigenaar van een onroerende zaak op een bungalowpark. Aan deze nv zijn aanslagen ozb opgelegd. De heffingsambtenaar heeft voor wat betreft het eigenaarsdeel het tarief voor niet-woningen toegepast (€ 440) en voorts het gebruikersdeel geheven (€ 357). Hij stelt dat de recreatiewoning niet ‘in hoofdzaak tot woning dient’ in de zin van de ozb (artikel 220a, lid 2, Gemw.).

Rechtbank Noord-Nederland was het niet met de heffingsambtenaar eens. Een recreatiewoning, zoals de onderhavige, waarbij de woonfunctie overheerst is een woning in de zin van de ozb, aldus de rechtbank. De heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld maar Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat ongegrond.

Het gerechtshof overweegt dat uit de arresten HR 16 september 2016, 15/04476, ECLI:NL:HR:2016:2084, en 15/05193, ECLI:NL:HR:2016:2085 voortvloeit dat de fysieke kenmerken van de onroerende zaak doorslaggevend zijn voor de kwalificatie als woning. De wijze waarop de betreffende onroerende zaak wordt gebruikt, te weten eigen gebruik door de eigenaar of al dan niet bedrijfsmatige verhuur aan derden, doet daarbij niet ter zake.

Dat betekent dat de rechtbank terecht de onroerende zaak als woning heeft aangemerkt, de aanslag eigenarenheffing heeft verlaagd naar het tarief voor woningen en de aanslag gebruikersheffing heeft vernietigd.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen