Recreatiepark dient in hoofdzaak tot woning
De eigenaar en exploitant van het recreatiepark verhuurt onder meer 70 chalets en 145 stacaravans. De recreatiewoningen beschikken over eigen faciliteiten en voorzieningen zoals badkamer, kookgelegenheid en sanitair. Daarnaast beschikt het recreatiepark over 500 zogenoemde toeristische plaatsen en 123 jaarplaatsen die aan recreanten worden verhuurd.
Voor de heffing van onroerendezaakbelastingen is de Heffingsambtenaar ervan uitgegaan dat het recreatiepark niet in hoofdzaak tot woning dient in de zin van artikel 220a, lid 2, Gemw. Om die reden zijn aan de eigenaar voor het jaar 2015 twee aanslagen OZB (eigenarendeel en gebruikersdeel) opgelegd naar het tarief dat geldt voor niet-woningen.
Rechtbank Gelderland stelt vast dat in HR 16 september 2016, 15/05193, ECLI:NL:HR:2016:2085, voor het jaar 2014 is geoordeeld dat de recreatiewoningen als woningen moeten worden aangemerkt.
Volgens de Rechtbank is gesteld noch gebleken dat de feitelijke situatie rond de aard en inrichting van de recreatiewoningen is gewijzigd ten opzichte van het jaar 2014, zodat zij ook in het onderhavige jaar tot woning dienen.
Niet in geschil is dat aan de recreatiewoningen (inclusief de ondergrond waarop zij zijn geplaatst) afgerond 54 procent van de WOZ-waarde van het recreatiepark kan worden toegerekend.
Dit brengt mee dat voor het antwoord op de vraag of het recreatiepark in hoofdzaak tot woning dient, beslissend is of de jaarplaatsen dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Aan de jaarplaatsen moet namelijk de resterende 20 procent van de WOZ-waarde van het recreatiepark worden toegerekend. De Rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Het gelijk is aan de eigenaar van het park.