Reactie NOREA op consultatie Uitvoeringswet verordening gegevensbescherming
In de reactie vestigt NOREA de aandacht op de noodzaak om de vereiste expertise en professionele kwaliteiten te waarborgen van de deskundigen die in bedrijven en organisaties moeten adviseren en oordelen over ‘passende technische en organisatorische maatregelen’ ter beveiliging van persoonsgegevens.
De Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming is een noodzakelijke aanvulling op de Europese verordening omdat de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) met de invoering van de verordening vervalt. Op een aantal punten vereist de verordening nadere regeling bij nationale wetgeving of maakt die mogelijk. Dat betreft met name:
- Het uitvoeren van de bepalingen inzake de nationale toezichthouder, de Autoriteit Persoonsgegevens; en
- Het invullen van de ruimte die de verordening biedt om bij nationaal recht nadere invulling te geven aan de bepalingen van de verordening.
In de NOREA-reactie, die is voorbereid door de Kennisgroep Privacy Audits, wordt gewezen op het ontbreken van een nadere aanduiding van ‘professionele kwaliteiten' en/of noodzakelijke deskundigheid in de Uitvoeringswet, terwijl in de Algemene Verordening uitsluitend de professionele kwaliteiten van een Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) worden samengevat als ‘deskundig op het gebied van wetgeving en de praktijk inzake gegevensbescherming' opdat hij zijn taken kan vervullen.
In de visie van de NOREA Kennisgroep is adequate gegevensbescherming het resultaat van een samenspel tussen diverse professionals, zoals IT-auditors, Security Officers en/of Privacy Officers. Mede daarom worden de eisen die door de toekomstige certificeringsorganen worden gesteld aan de professionals en processen voor het opstellen van Privacy certificaten van doorslaggevend belang. Dit zou in de uitvoeringswet nadrukkelijker gewaarborgd kunnen worden.