Raadsleden Bloemendaal vangen bot met klacht tegen partner BakerTilly

De Accountantskamer heeft de klacht van twee raadsleden van de gemeente Bloemendaal tegen een RA en partner van BakerTilly ongegrond verklaard.

Door Jan Smit

Zaaknr. 20/1767

Wij schreven eerder over deze zaak: Klacht gemeenteraadsleden Bloemendaal tegen partner BakerTilly

De RA was de controlerend accountant van de gemeente. Volgens de raadsleden heeft hij in zijn accountsverklaring bij het jaarverslag 2019 een ‘fout’ gemaakt. Door deze ‘misser’ zou het resultaat van de gemeente in 2019 miljoenen euro’s te laag zijn uitgevallen en zou er ‘een foutief beeld’ zijn gecreëerd van de financiële situatie van de gemeente. 

De klagers zijn Marielys Roos en Lodewijk Heukels van respectievelijk Hart voor Bloemendaal en Liberaal Bloemendaal. Beiden stemden op 7 november 2019 bij het begrotingsoverleg tegen het plan om ruim 4,1 miljoen euro aan investeringen in de openbare ruimte versneld af te schrijven. Zo wilde de gemeente van 2020 tot met 2023 wat meer ruimte creëren in de begrotingen. Alle andere raadsleden gingen akkoord.

In het eind juni 2020 gepresenteerde jaarverslag 2019 is deze afschrijving ten laste van de reserves gebracht. Financieel adviseur Rob Vermeulen, die de twee raadsleden bijstond, betoogde tijdens de zitting in maart 2021 dat er zonder deugdelijke onderbouwing ‘in strijd met het raadsbesluit’ voor was gekozen de afschrijving te laten lopen via de algemene reserves en dit mee te nemen in 2019. Voor 2020 valt volgens Vermeulen net zoveel te zeggen.

Ook signaleren de raadsleden dat er ineens 4,5 miljoen euro is afgeschreven in plaats van de afgesproken 4,1 miljoen euro. Waarom er nog eens vier ton in 2019 is verwerkt, is hen onduidelijk.

“Mosterd na de maaltijd,” zo kwalificeerde Friso Serrasi, advocaat van de RA, de klachten. Volgens hem is de raad november 2019 akkoord gegaan, heeft de gemeente besloten de 4,1 miljoen euro in 2019 ten laste van de algemene reserves te brengen, heeft zijn client geen reden gezien daarvan af te wijken en heeft hij dit in de accountantsverklaring en in het jaarverslag duidelijk toegelicht. 

Volgens de RA had hij eigenlijk ook geen andere keuze: “Het besluit is genomen in november 2019. Op basis van de verslagleggingsregels moet je dan in dat jaar tot afboeking komen. Doe je dat pas in 2020 dan geef je onvoldoende inzicht in de financiële positie per ultimo 2019.” 

De tuchtrechters hebben de klagers op 31 mei in een tussenvonnis een aantal extra vragen voorgelegd. Zij voelden zich ‘onvoldoende voorgelicht’.

Mede op basis van de antwoorden verklaren zij de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Dat er geen raadsbesluit aan de afschrijving van 4,1 miljoen euro ten laste van de reserve ten grondslag ligt is volgens de uitspraak onjuist. Middels de vaststelling van de jaarrekening heeft de raad de begrotingsoverschrijdingen volgens de tuchtrechters geautoriseerd. 

Ook is de 4,1 miljoen euro afboeking volgens het vonnis op grond van onder meer het besluit van de raad en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeentes terecht verwerkt in de jaarrekening 2019.

Dat de RA met zijn verklaring instemt met een onttrekking van 4,5 miljoen euro in plaats van 4,1 miljoen zonder dat daaraan raadsbesluiten ten grondslag zouden hebben gelegen, achten de leden van de Accountantskamer onvoldoende onderbouwd.

Gerelateerde artikelen