RA zes maanden doorgehaald

De Accountantskamer heeft een RA de maatregel van doorhaling voor de duur van zes maanden opgelegd, onder meer omdat hij een rapport van een andere accountant zonder toestemming heeft overgelegd in een procedure bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Dat is in strijd met het beginsel van integriteit, zo oordeelde de tuchtrechter.

De accountant schreef daarna een brief aan het CBb waarin hij verzocht een eerdere brief van zijn advocaat aan het CBb (die daarin het hiervoor bedoelde rapport terugtrok uit de procedure bij het CBb als niet verzonden te beschouwen. Het schrijven van deze brief is gebeurd met de kennelijke bedoeling het CBb ertoe te bewegen de brief van de advocaat te negeren. Daarom is ook het sturen van deze brief aan het CBb in strijd met het beginsel van integriteit. Beide handelingen zijn ook in strijd met het beginsel van professionaliteit.

Volgens de Accountantskamer handelde de RA ten derde male in strijd met beginsel van integriteit doordat hij in een e-mailbericht aan een klant geen melding maakte van het feit dat een door hem afgegeven inbrengverklaring (die in het e-mailbericht wordt gehandhaafd) ter discussie staat in een klachtprocedure bij de Accountantskamer.

De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register voor de duur van zes maanden passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer zwaar getild aan de omstandigheid dat de RA een door een collega-accountant aan het rapport verbonden restrictie, waarvan het nut en de noodzaak bij hem als beroepsgenoot bekend hadden moeten zijn, simpelweg heeft genegeerd en vervolgens heeft geprobeerd het CBb ertoe te bewegen die restrictie te negeren. Aldus heeft hij twee fundamentele beginselen niet in acht genomen. Meegewogen heeft ook dat de accountant ter zitting wederom geen blijk heeft gegeven van inzicht in zijn eigen tekortschieten. De RA is thans ingevolge de uitspraak van het CBb van 23 augustus 2016 niet meer ingeschreven in de registers. Daarom zal bepaald worden dat de bij deze uitspraak opgelegde maatregel van doorhaling zal aanvangen op het moment dat de termijn van de doorhaling in de registers, die door het CBb is opgelegd, zal zijn geëindigd, doch niet eerder dan nadat de onderhavige beslissing onherroepelijk is geworden.

Lees ook:

Gerelateerde artikelen