RA krijgt waarschuwing voor rapport over ex-cliënt

Een registeraccountant die in opdracht van een cliënt ter ondersteuning van diens standpunt in een civiel geschil een rapport opstelde over een voormalige opdrachtgever van de RA, heeft van de Accountantskamer de maatregel van waarschuwing opgelegd gekregen. De RA heeft volgens de tuchtrechter gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit.

De accountant stelt in opdracht van een cliënt ter ondersteuning van diens standpunt in een civiel geschil met een ex-cliënt van de RA een op Standaard 4400 NVCOS gebaseerd rapport op. Die ex-cliënt dient daarover een klacht in met daarin de volgende verwijten:
a. een voormalig accountant kan niet als partijdeskundige een oordeel geven over de interpretatie van de cijfers van de vennootschap zonder instemming van die vennootschap;
b. het rapport is niet in overeenstemming met Standaard 4400;
c. betrokkene wekt in het rapport de indruk assurance af te geven met betrekking tot de ‘earn out’, maar dat is het niet;
d. de rechter is door betrokkene op het verkeerde been gezet en hierdoor is een uitspraak gedaan in het nadeel van klaagster;
e. betrokkene heeft vooraf klaagster niet in kennis gesteld dat hij zijn medewerking zou verlenen aan het verzoek van een derde en zich zou uitspreken over jaarverslagen van klaagster, waarvan hij de boekhouding heeft gevoerd en de jaarverslagen heeft opgesteld.

Gegrond is het onderdeel van de klacht dat de RA vanwege de aan de orde zijnde bedreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen, in het bijzonder de objectiviteit, zichtbaar toepassing had moeten geven aan het in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA bedoelde toetsingskader.

Eveneens zijn gegrond de onderdelen van de klacht die zien op de vorm van de rapportage en de daarbij gebruikte bewoordingen. De RA had in zijn rapport tegenstrijdige bewoordingen moeten vermijden, terwijl het gebruik van het begrip ‘feitelijke bevindingen’ in de gegeven omstandigheden niet was aangewezen, een en ander in verband met het gegeven dat de RA wist dat zijn rapport door zijn cliënt zou worden ingebracht in de inmiddels aanhangige civiele procedure tegen de ex-cliënt.

Voor zover wordt geklaagd over de inhoud van het rapport is niet komen vast te staan dat de door de RA gepresenteerde aansluiting geen deugdelijke grondslag had. In zoverre is de klacht ongegrond.
 
De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat de RA wist van het belang van zijn rapportage voor zowel zijn opdrachtgeefster als voor klaagster, zijn voormalige opdrachtgeefster, en het beoogde gebruik daarvan in een civiele procedure. Door onvoldoende acht te slaan op de bedreigingen voor het zich houden aan de fundamentele beginselen, die waren verbonden aan het aanvaarden en uitvoeren van een opdracht voor de ene opdrachtgever aangaande (de informatie van en over) een voormalige opdrachtgever, heeft de accountant gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit zoals bedoeld in artikel 2, sub c. van de VGBA, waarbij het niet (voldoende) toepassen van het toetsingskader als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22 VGBA een overtreding oplevert van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel 2, sub d. van de VGBA. Ook door de vorm van zijn rapportage en de wijze waarop hij zijn vaststellingen heeft geformuleerd, heeft de RA gehandeld in strijd met voormeld fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Anderzijds is meegewogen dat niet blijkt dat de inhoud van de rapportage van betrokkene gebrekkig is en dat niet eerder jegens de accountant een tuchtklacht gegrond is verklaard.

• Procedurenummer 15/1430 Wtra AK

Gerelateerde artikelen