RA drie maanden doorgehaald

De Accountantskamer heeft een RA de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden opgelegd. De RA had onder meer geadviseerd geen belastingaangifte te doen van een in het kader van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst ontvangen vergoeding.

De RA heeft klager 2), die, via klaagster 1), 100% van de aandelen in besloten vennootschap A hield, privé en zakelijk bijgestaan. Hij heeft klagers geadviseerd bij de verkoop van 50% van de aandelen in A aan de besloten vennootschap B. Vervolgens heeft de RA de besloten vennootschap B en haar directeur-grootaandeelhouder als financieel adviseur bijgestaan bij de beslechting van de geschillen die tussen hen en klagers waren ontstaan en hen onder meer geadviseerd bij de koop van de overige door klagers in de besloten vennootschap A gehouden aandelen.

Omdat hiervan een bedreiging uitging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit diende de RA een toereikende maatregel te nemen (en vast te leggen) die ertoe zou leiden dat hij zich aan het fundamentele beginsel zou houden. De accountant heeft geen bedreiging voor zijn objectiviteit gesignaleerd en aldus in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit gehandeld.

Betrokkene heeft verder aan een oud-werkneemster van de besloten vennootschap A geadviseerd om geen belastingaangifte te doen van een contant van deze vennootschap ontvangen bedrag en dit bedrag niet op de bank te zetten. De RA heeft aldus in strijd met de fundamentele beginselen van ‘professionaliteit’ en ‘integriteit’ en overigens ook met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld.

De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden passend en geboden. “Aldus wordt in aanmerking genomen dat betrokkene geen bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van objectiviteit heeft gezien, waar hij die wel had moeten zien en dat hij heeft geadviseerd geen belastingaangifte te doen van een in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontvangen vergoeding. Daarbij komt dat betrokkene ter zitting blijk heeft gegeven van een schrijnend tekort aan kennis van de verplichtingen die enkel het voeren van de titel accountant reeds met zich brengt. Daardoor heeft betrokkene in strijd gehandeld met vier van de vijf fundamentele beginselen. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld,” aldus de Accountantskamer.

Gerelateerde artikelen