RA berispt vanwege liegen over testament rijke weduwe

De Accountantskamer heeft een RA in ruste de maatregel van berisping opgelegd, onder andere omdat hij tegen de bewindvoerder van een demente weduwe niet de waarheid sprak toen die hem vroeg of er een testament aanwezig was. De accountant was in het testament tot erfgenaam benoemd.

Tijdens de zitting van de Accountantskamer vorige maand zei de accountant dat hij zijn woonplaats voor lijkenpikker wordt uitgemaakt. De RA in ruste hielp een weduwe uit Noordwijk onder meer met de verkoop van een pand van de familie in Amersfoort. De opbrengst was ruim 5 ton maar met de verkoop verdween het legaat van een van de zussen van de weduwe. De RA wist dat niet. Later wijzigde de weduwe haar testament ten gunste van de beklaagde. Na haar overlijden in maart 2012 werd onder meer een civiele procedure gevoerd over dat vervallen legaat. De familie moest zich erbij neerleggen, zo concludeerde de klager zelf al. Maar ze legden zich niet neer bij de in hun ogen kwade rol van de ‘zo behulpzame accountant’.

Klacht

De klacht tegen de RA bestond uit vijf punten. De klagers verwijten de accountant dat hij:
a) de weduwe in 2004 ertoe heeft aangezet een testament op te maken waarin hij, als informeel zaakwaarnemer, tot enig erfgenaam werd benoemd;
b) de woning van de weduwe in 2005 onder de prijs van haar heeft gekocht;
c) ‘als informeel financieel zaakwaarnemer en samen met zijn vrouw als mantelzorger’, de weduwe zowel technisch als financieel heeft verwaarloosd en uitgebuit;
d) ten eigen voordele de weduwe heeft laten meewerken aan de opheffing van het legaat voor haar zuster;
e) heeft gelogen toen hem begin februari 2012 door de bewindvoerder werd gevraagd naar de aanwezigheid van een testament van de weduwe.
 
Eigenbelang

De Accountantskamer verklaarde de onderdelen  a), b) en c) niet-ontvankelijk, maar de klachtonderdelen d) en e) zijn gegrond. De tuchtrechter acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer er mede op gelet dat betrokkene bij de onderhavige inbreuken op genoemde fundamentele beginselen zich kennelijk door eigenbelang heeft laten leiden. Anderzijds is meegewogen dat betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.

In een toelichting op de uitspraak stelt de Accountantskamer: ‘Betrokkene begeleidt in vriendschappelijke sfeer een weduwe op leeftijd met haar vermogensbeheer (en andere meer praktische zaken). De weduwe benoemt hem op enig moment tot haar erfgenaam onder de last van enige legaten. Op enig moment dat de weduwe steeds minder goed haar vermogensrechtelijke zaken kan begrijpen, laat staan afhandelen, brengt betrokkene haar op haar verzoek naar een notaris om onder een volmacht voor een onroerend goed transactie haar handtekening te laten zetten en door die notaris te laten legaliseren. Door die transactie verbeterde de erfrechtelijke positie van betrokkene nog meer. Onder deze omstandigheden had betrokkene de bedreiging vanwege zijn eigen belang voor zijn objectiviteit moeten onderkennen en een waarborg moeten treffen, bijv. door ter zake niet behulpzaam te zijn totdat de oudere vrouw onder bewind was gesteld. Enige tijd later is de oudere vrouw onder bewind gesteld. Op de vraag van de bewindvoerder of betrokkene wist of er een testament aanwezig was, heeft betrokkene ontkennend geantwoord. Betrokkene heeft hiermee de waarheid geweld aangedaan en daardoor niet integer gehandeld. Beide handelingen vallen onder beroepsmatig handelen als bedoeld in art. 33, eerste lid Wet RA, nu betrokkene op zich had genomen de weduwe op vermogensrechtelijk terrein bijstand te verlenen en in die periode de weduwe heeft besloten hem tot erfgenaam te benoemen.’

• Procedurenummer 15/621 Wtra AK

Gerelateerde artikelen