PwC-reactie op UBO-register: meer aandacht voor privacy

‘Graag serieuze aandacht voor het recht op privacy.’ Dat is de kern van de reactie van PwC op het consultatiestuk, waarin de overheid de Nederlandse vormgeving van het UBO-register heeft voorgelegd aan het publiek.

“In de communicatie van de overheid over het UBO-register ontbreekt namelijk iedere keer opnieuw een gedegen afweging tussen de beoogde transparantie en de inbreuk op het privacyrecht. Deze roep om gedegen afweging weerklinkt in veel van de 39 openbare reacties op de consultatie,” aldus PwC.

Nederland moet uiterlijk 26 juni 2017 een UBO-register invoeren, waarin gegevens van UBO’s (ultimate beneficial owners of uiteindelijk belanghebbende) worden opgenomen. Deze verplichting vloeit voort uit de EU-antiwitwasrichtlijn.

PwC: “In algemene zin juichen wij het instellen van een UBO-register toe. Het lijdt geen twijfel dat het doel van het UBO-register belangrijk is: terrorismefinanciering en witwaspraktijken moeten te vuur en te zwaard worden bestreden. Een UBO-register lijkt ons, in principe, een zinvolle onderzoekbron voor autoriteiten en Europese en nationale bestrijdingseenheden. Tegelijkertijd hebben wij ernstige bedenkingen bij de noodzaak om het UBO-register openbaar te maken, ook al is het maar gedeeltelijk. Het is ons niet duidelijk in welke mate het (deels) openbaar maken van het register een bijdrage levert aan de effectiviteit en de doelmatigheid.”

Omdat het register in de huidige voorgestelde vorm een zware inbreuk maakt op de privacy van degenen die worden geregistreerd, moeten nut en noodzaak van de openbaarheid naar de mening van PwC boven alle twijfel verheven zijn. Ook moet duidelijk zijn dat het gekozen middel (gedeeltelijke openbaarheid) in evenredige houding staat tot het beoogde doel (bestrijding van terrorismefinanciering en witwaspraktijken). PwC: “Wat is de toegevoegde waarde van openbaarheid boven een besloten register? Daarover zwijgt de overheid. Zowel in het parlementaire proces op het niveau van de EU als in het nationale parlementaire proces hebben wij, tot onze verrassing, geen gedegen afweging gevonden tussen de openbaarheid van het register en de omvang van de inbreuk op privacy.”

Gerelateerde artikelen