PwC: Kort opeenvolgende fiscale eenheden kunnen nadelig uitpakken voor verliescompensatie

Een dochtermaatschappij in de loop van een boekjaar van een fiscale eenheid opnemen of ontvoegen, leidt tot een kort boekjaar voor die dochtermaatschappij. In voorkomende gevallen kan dat nadelig uitpakken voor het kunnen verrekenen van verliezen van die dochtermaatschappij. Dit meldt PwC naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad op 10 juli 2015.

Volgens PwC speelt dit met name bij kort opeenvolgende fiscale eenheden met steeds een nieuwe moedermaatschappij, omdat elk kort boekjaar als een volledig boekjaar kwalificeert voor de verliescompensatieregeling.

Het arrest van de Hoge Raad ging over diverse vennootschappen die in het kalenderjaar 2009 in drie wisselende samenstellingen een fiscale eenheid vormden met steeds een nieuwe moedermaatschappij boven de oude moedermaatschappij. De opvolgende fiscale eenheden uit 2009 leden in het kalenderjaar 2009 een verlies. Dat verlies werd tijdsevenredig toegerekend aan de drie opeenvolgende fiscale eenheden uit het kalenderjaar 2009 met elk drie korte boekjaren. De laatste fiscale eenheid uit 2009 wilde het totale verlies over 2009 op grond van de in dat kalenderjaar geldende achterwaartse verliesverrekeningstermijn (drie jaar) verrekenen met de winst over 2006. De inspecteur stond dit alleen toe voor het verlies van de eerste fiscale eenheid uit 2009. Het verlies van de tweede respectievelijk derde fiscale eenheid verrekende hij met de winsten over het jaar 2007. De fiscale eenheid en de inspecteur verschilden met elkaar van mening over de vraag wat onder ‘jaar’ in de verliescompensatieregeling moest worden verstaan.

De Hoge Raad stelde voorop dat volgens een wetsbepaling uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 onder het begrip ‘jaar’ ‘boekjaar’ moet worden verstaan. Dezelfde wetsbepaling bevat voorts een aanvulling wat betreft het begrip ‘boekjaar’ voor het geval dat een fiscale eenheid wijzigt door het opnemen of uittreden van een dochtermaatschappij. In dat geval wordt de periode van het jaar waarin de dochtermaatschappij nog niet of niet meer deel uitmaakt van de fiscale eenheid, aangemerkt als een afzonderlijk jaar. De Hoge Raad maakte uit de wetsgeschiedenis van de desbetreffende wetsbepaling op dat de wetgever deze uitleg van het begrip ‘jaar’ ook bedoelde toe te passen bij voorwaartse en achterwaartse verliesverrekening. De Hoge Raad kwam daarop tot het oordeel dat de inspecteur de verliezen uit het jaar 2009 op juiste wijze had verrekend met de winsten uit de boekjaren van 2006 en 2007.

• ECLI:NL:HR:2015:1779

 

(PwC

Gerelateerde artikelen