PwC: Financiële positie grote gemeenten verbetert

De komende vier jaar verbetert naar verwachting de financiële positie van grote gemeenten. Dat komt omdat grote gemeenten hun grondposities en schuldenlast afbouwen. Daarnaast verbetert hun solvabiliteitspositie. Dat blijkt uit een analyse door PwC van vijf financiële indicatoren van 27 Nederlandse 100.000-plus gemeenten op basis van hun meerjarenbegroting.

Met ingang van 2016 zijn gemeenten in Nederland verplicht vijf financiële beleidsindicatoren op te nemen in de begroting en het jaarverslag. Zo kunnen belanghebbenden een helder beeld vormen over de beleidsresultaten van gemeenten. De verplichting komt voor uit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

Hoewel de financiële positie van 100.000-plus gemeenten door hun historie niet direct vergelijkbaar is, toont het meerjarenperspectief wel een belangrijke gezamenlijke ontwikkeling, zegt Frank van Kommer, hoofd van de gemeentengroep van PwC. “De komende jaren nemen grondposities af waardoor ook de leningenportefeuille van veel gemeenten wordt afgebouwd. Enerzijds komt dat door de aantrekkende markt voor bestaande nieuwbouwprojecten. Anderzijds zien we ook terughoudendheid met de start van nieuwe projecten.”

Indicator 1: grondexploitatie

Het kengetal grondexploitatie geeft aan hoe groot de grondpositie (de waarde van de grond) is ten opzichte van de totale (geraamde) baten. De grondposities bij grote gemeenten worden snel afgebouwd, namelijk van 18 procent van het balanstotaal in 2017 naar 13 procent in 2020. In 2017 is er één gemeente (Westland) met een grondexploitatie van rond de 90 procent van het balanstotaal en drie van rond de 50 procent (Groningen, Nijmegen, Ede). Bij drie gemeenten stijgt dit kengetal marginaal met 1 procent in de periode 2017-2020. Daar staat tegenover dat in Amersfoort, Ede, Alphen aan den Rijn en Westland dit kengetal tot 2020 met meer dan 10 procent afneemt.
 

Indicator 2: netto schuldquote

De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen en geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. De gemiddelde netto schuldquote van grote gemeenten neemt naar verwachting af van 92 procent in 2017 naar 89 procent in 2020. Er is sprake van een forse spreiding: de gemeente met de minste schulden is Tilburg (netto schuldquote: 11 procent) en die met de meeste Westland (165 procent). In 2017 hebben twaalf van de zevenentwintig gemeenten een netto-schuldquote van meer dan 100 procent,  in 2020 zijn dat er nog zeven. Opvallend is dat bij vijf gemeenten die in 2017 een schuldquote van meer dan 100 procent hebben, deze de komende vier jaar toeneemt met percentages tussen de 5 (Zaanstad) en 36 procent (Leiden). 

Indicator 3: solvabiliteitsratio

De solvabiliteitsratio drukt het eigen vermogen uit als percentage van het totale vermogen en geeft daarmee inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. De gemiddelde solvabiliteit van grote gemeenten stijgt tussen 2017 en 2020 van 25 naar 29 procent. De gemeente Emmen heeft met 6 procent de laagste solvabiliteit, Tilburg met 75 procent de hoogste. Ook de ontwikkeling van de ratio varieert: de solvabiliteit van Den Haag en Leiden zakt met 7 procent, terwijl Eindhoven en Zoetermeer met 8 procent de grootste stijging noteren. 

Indicator 4: structurele exploitatieruimte

De relevantie van het kengetal structurele exploitatieruimte is om te weten welke structurele ruimte een gemeente heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. De structurele exploitatieruimte blijft de komende vier jaar rond de 1 procent. Opvallend is dat de ruimte in 2017 varieert van min 4 (Haarlemmermeer) tot plus 9 procent (Breda), maar dat in 2020 alle gemeenten een positieve structurele exploitatieruimte presenteren. 

Indicator 5: belastingcapaciteit

De belastingcapaciteit geeft weer hoeveel belasting de gemeente oplegt ten opzichte van het geadviseerde maximum belastingcapaciteit. Het is gerelateerd aan de hoogte van de gemiddelde woonlasten (OZB, rioolheffing en reinigingsheffing). De gemiddelde belastingcapaciteit stabiliseert op 97 procent in de periode 2017-2020. Per gemeente zijn er grote verschillen. Den Haag legt in 2017 met 75 procent de minste belastingen op, Delft met 116 procent de meeste. Tussen 2017 en 2020 blijft bij de meeste gemeenten de belastingcapaciteit gelijk. In twee gemeenten neemt de belastingcapaciteit met minimaal 4 procent toe (Tilburg, Zwolle).

Volgens Frank van Kommer zien veel raadsleden, wethouders en ambtenaren de meerwaarde van de indicatoren niet in. “Dat is begrijpelijk. Een indicator op zichzelf zegt niet zoveel. Het wordt pas interessant wanneer je tendensen kunt zien: hoe ontwikkelt de indicator voor jouw gemeente zich in de tijd en in relatie tot vergelijkbare gemeenten. De indicatoren geven meer inzicht in de gevolgen van politieke keuzes van gemeenten. Ze kunnen een positieve impuls geven aan het debat tussen de raad en het college.”

Gerelateerde artikelen