Procedure tegen accountant die niet ingreep

Een rapport van zijn hand werd in een gerechtelijke procedure gebruikt waar deze niet voor bedoeld was. Toch greep de accountant niet in, uit vrees zijn geheimhoudingsplicht te schenden. “Ik heb wel adequaat gehandeld, maar het had eerder gekund.”

Een “administratieve chaos” bij het Martini Ziekenhuis in Groningen moest opgelost worden. Degene die deze chaos zo omschreef, was de beklaagde accountant. Hem werd gevraagd een document op te stellen als 'praktische handreiking'. Oorzaak van de chaos was de invoer van het zogeheten dbc-systeem, wat inhoudt dat het ziekenhuis pas van de verzekeraar krijgt uitgekeerd als de patiënt is uitbehandeld. Dat betekende voor de maatschap waar de klager werkte een fors grotere post 'onderhanden werk'. Maar die post werd niet in de jaarrekening 2008 opgenomen. Wat zuur was voor de klager, want die kreeg bij zijn uittreding uit de maatschap naar zijn idee aanzienlijk minder geld mee als waarop hij recht meende te hebben. Het leidde tot een rechtszaak waarbij de maatschap het rapport van de accountant inbracht. Saillant detail was dat pagina 2 van dat rapport ontbrak. De klager vroeg aan de accountant of dit rapport van hem was en of hij het volledige rapport wilde sturen. Hij bevestigde enkele maanden later per brief de opsteller te zijn, maar ging volgens de klager niet in op zijn vraag het rapport op te sturen.

De klager werd door de rechtbank in het ongelijk gesteld. De rechters baseerden hun vonnis grotendeels op het gewraakte rapport. Toen de klager uiteindelijk het volledige rapport in handen kreeg, bleek pagina 2 zijn verhaal te steunen. In hoger beroep heeft het hof inmiddels in een tussenvonnis de klager gelijk gegeven, meldde hij de tuchtrechter. Volgens de klager heeft de accountant opzettelijk de waarheidsvinding van de rechtbank belemmerd en heeft hij de beginselen van objectiviteit en integriteit geschonden. De accountant gaf aan met de kwestie in zijn maag te zitten toen hij de brief van de klager ontving. Hij wilde voorkomen dat hij tussen twee vuren kwam te staan. Een collega wees hem op zijn geheimhoudingsplicht. “Had ik die plicht geschonden, dan zaten we hier nu met de andere partij.” Hij bood wel aan hem als getuige te horen. Ook wilde hij wel een zeer algemene brief schrijven waarin hij het gebruik van een onvolledig rapport, mocht dat al het geval zijn, zou afwijzen.

Maar de Accountantskamer wees hem er fijntjes op dat hij die tegemoetkoming pas veel later deed: toen de rechtbank al vonnis had gewezen. En hij wist dat zijn rapport al naar andere partijen was verspreid. “Had u niet met uw opdrachtgever kunnen bellen en deze melden dat het stuk in een procedure is gebruikt? En dan vragen of u het aan de klager kon toesturen?” Aan die optie had hij niet gedacht, antwoordde de beklaagde eerlijk aan de voorzitter. En welke maatregel nam hij tegen het feit dat hij als accountant werd geconfronteerd met informatie die materieel onjuist of onvolledig was? “Ik heb de bal afgehouden”, reageerde de accountant. De voorzitter: “U dacht, eigen schuld dikke bult?” De accountant: “In eerste instantie wel ja.”

Vonnis over vijftien weken.

(Zaaknr. 16/574)

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen