Prestaties ter zake van Nationale Entertainmentcard zijn vrijgesteld van btw

De prestaties ter zake van de Nationale Entertainmentcard (NEC) zijn vrijgesteld van btw. Dat heeft Rechtbank Noord-Holland geoordeeld.

Een stichting houdt zich bezig met het uitgeven, distribueren en afwikkelen van de Nationale Entertainmentcard (NEC). Dit is een plastic kaart op pinpasformaat voorzien van een chip waarop een tegoed kan worden geregistreerd. Consumenten kunnen een NEC kopen op de website van de stichting of bij distributeurs. De NEC kan gebruikt worden als betaalmiddel bij de aanschaf van producten en diensten bij entertainmentaanbieders zoals cd-winkels en ticketkantoren.  Bij betaling met een NEC verkrijgt de entertainmentaanbieder een vordering op de stichting ter grootte van het afgewaardeerde bedrag. De stichting betaalt periodiek de vorderingen uit aan de entertainmentaanbieders onder inhouding van een provisie (thans 7,5%). Een NEC kan ook, onder voorwaarden, bij het hoofdkantoor van de stichting worden ingewisseld voor contant geld.

De stichting heeft op haar aangiften omzetbelasting geen omzetbelasting voldaan over de provisie die zij aan de entertainmentaanbieders in rekening brengt. Zij heeft de belasting die aan haar in rekening is gebracht ter zake van de NEC’s volledig als voorbelasting in aftrek gebracht. Bij de naheffingsaanslagen heeft de Inspecteur deze voorbelasting nageheven. Dat acht Rechtbank Noord-Holland terecht.

De prestaties met betrekking tot de NEC’s betreffen handelingen aangaande ‘andere handelspapieren’ als in artikel 135, lid 1, onderdeel d, Btw-Richtlijn. Een NEC is namelijk naar zijn aard een betaalmiddel, aangezien een houder van een NEC die tegen de nominale waarde bij entertainmentaanbieders kan gebruiken voor de (gedeeltelijke) betaling voor bepaalde goederen en diensten. Het gebruik van een NEC leidt verder tot geldoverdracht, namelijk van de stichting aan de entertainmentaanbieder waarbij een NEC is gebruikt.

Gelet op het voorgaande zijn de prestaties ter zake van de NEC’s vrijgesteld op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel j, 2°, Wet OB 1968. De stichting heeft geen recht op aftrek van voorbelasting ter zake. De opgelegde boetes zijn passend en geboden maar worden met 15% gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

 

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen