Prejudiciële vragen over btw-heffing erotische webcamsessies

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het EU Hof over de btw-heffing van erotische webcamsessies.

Belanghebbende is beheerder van websites die toegang geven tot een platform waar live erotische webcamsessies worden aangeboden. De webcamsessies worden feitelijk verzorgd door bij belanghebbende in dienst zijnde modellen op de Filipijnen. De bezoekers van de website bevinden zich in Nederland.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de door belanghebbende aan de bezoekers verleende diensten voor de heffing van omzetbelasting moeten worden geacht plaats te vinden in Nederland en aldaar zijn belast met omzetbelasting. Hij heeft een naheffingsaanslag opgelegd.

Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de door belanghebbende aan de bezoekers verleende diensten voor de heffing van omzetbelasting niet in Nederland plaatsvinden en heeft op die grond de naheffingsaanslag vernietigd.

Het Hof is er bij zijn beoordeling vanuit gegaan dat het verzorgen van de sessies moet worden aangemerkt als een vermakelijkheidsactiviteit in de zin van artikel 6, lid 2, letter c, onder 1°, Wet OB 1968 (tekst 2006 tot en met 2009). Voorts heeft het Hof geoordeeld dat voor zover de diensten bestaan in het bieden van de infrastructuur om toegang te krijgen tot de webcamsessies, deze diensten ondergeschikt zijn aan de eigenlijke dienst (de webcamsessies).

Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de vermakelijkheidsactiviteit plaatsvindt op de plaats waar de modellen feitelijk hun activiteiten verrichten.

De staatssecretaris van Financiën betoogt in cassatie dat voor de plaatsbepaling van de dienstverlening moet worden aangesloten bij de plaats waar de bezoekers zich bevinden op het moment dat zij deze diensten afnemen, in dit geval Nederland.

Voorts acht de staatssecretaris niet uitgesloten dat de diensten die belanghebbende aanbiedt als elektronische diensten in Nederland belastbaar zijn.

De Hoge Raad houdt de zaak aan en stelt over deze kwestie prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. Conform (eind)conclusie A-G Ettema (ECLI:NL:PHR:2016:754).

(Bron: Fiscanet)

Lees ook:

Gerelateerde artikelen