Perspectief Nederlandse industrie blijft onverminderd gunstig

De NEVI Purchasing Managers’ Index (PMI®) steeg in juli van 58.6 naar 58.9, het hoogste cijfer sinds april 2011. Om aan de hogere productievereisten te kunnen voldoen, groeide de werkgelegenheid in de grootste mate sinds februari 2011.

De productie nam aanzienlijk toe bij zowel de consumptiegoederen, halffabricaten als kapitaalgoederen. Deze stijging was een van de grootste in de afgelopen drie en een half jaar, al was deze iets kleiner dan in juni. Voor de nieuwe orders geldt hetzelfde: een forse toename die iets minder groot was dan in de vorige onderzoeksperiode. De export orders namen voor de dertiende maand op rij toe.
 
Mede als gevolg van de extra personeelscapaciteit daalde de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk voor de tweede keer in drie maanden, al bleef deze daling gering. De grote vraag leidde er toe dat de producenten direct uit voorraad verkochten. Hierdoor daalde de voorraad eindproducten voor de derde achtereenvolgende maand. De voorraad ingekochte materialen steeg daarentegen voor de elfde maand op rij.
 
De prestatie van leveranciers verslechterde verder: de verlenging van de levertijden was de grootste sinds maart 2011. De gemiddelde inkoopprijzen stegen fors, al was de inflatie het laagst sinds oktober. De verkoopprijzen stegen in de grootste mate in vier maanden.

“Het perspectief voor de Nederlandse industrie blijft onverminderd gunstig”, aldus prof dr Arjan van Weele, NEVI hoogleraar Inkoopmanagement TU Eindhoven. “Dit blijkt uit de NEVI Purchasing Managers’ Index (PMI)van juli. Ook in deze maand wist onze industrie haar orderportefeuille te versterken, uit binnen- zowel als buitenland. Resultaat: een score van 58.9, hoger dan vorige maand en aanzienlijk hoger dan de kritische waarde van 50.0 (een NEVI PMI > 50 wijst op groei van de bedrijfsactiviteiten; een PMI < 50 op afname).”

“Hoe kan het dat onze industrie al meer dan 4 jaar groeit? De oorzaak ligt enerzijds in de concurrentie- en innovatiekracht van onze industriële bedrijven. Maar voor een belangrijk deel ook in de lage grondstofprijzen. In een aantrekkende economie neemt de vraag naar grondstoffen toe. Een stijgende vraag vertaalt zich na verloop van tijd in stijgende grondstofprijzen. Dat is nu niet het geval. Integendeel: prijzen van olie, kunststoffen en staal blijven gelijk of dalen zelfs. Hierdoor kunnen verkoopprijsstijgingen beperkt blijven en dat leidt ertoe dat de vraag naar eindprodukten niet wordt ontmoedigd. Wel is het zaak de toelevering van grondstoffen en componenten veilig te stellen, nu hier en daar schaarste optreedt en leveranciers moeite hebben bestelde produkten uit te leveren. Dit blijkt onder meer uit de verder verslechterende levertijden index (van 35.9 in juni naar 34.4 in juli). En hoe doet Nederland het ten opzichte van de Eurozone? Beter dan gemiddeld, gezien de Eurozone scores van 56.8 in mei en 55.7 in juni. De industrie staat erop dit moment goed voor en dat zal de komende maanden nog wel even zo blijven. Reden waarom ik mijn rapportcijfer handhaaf op 8.1…”