Pensioenuitkering uit VS door toepassing saldomethode onbelast

Een particulier werkte van 1979 tot 1999 voor een bedrijf in de Verenigde Staten. Met ingang van 1999 geniet hij een pensioenuitkering van dat bedrijf. In geschil is of de belastinginspecteur terecht de door de particulier in 2010 ontvangen pensioenuitkering van € 78.000 tot het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1) heeft gerekend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwerpt het standpunt van de particulier dat de afschaffing van artikel 38 Wet LB 1964 per 1 januari 2010 in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Zij stelt voorop dat sprake is van een zogenoemde ‘onzuivere pensioenregeling’. De pensioenregeling voldoet niet aan de eisen gesteld in de Wet LB 1964.

Op grond van hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel O, lid 1, aanhef en onderdeel b, Invoeringswet IB 2001 geldt dat voor het bepalen van inkomen uit de pensioenregeling de regels van toepassing blijven zoals die golden op 31 december 2000 op grond van de Wet IB 1964. Dit geldt voor de totale uitkering die de belanghebbende vanaf 1 januari 2010 ontvangt, nu de volledige pensioenaanspraak is opgebouwd voor 14 september 1999. Gelet hierop acht de rechtbank het juist dat de belastinginspecteur de waarde van het recht op pensioenuitkeringen niet in aanmerking heeft genomen bij de vaststelling van het inkomen in box 3.

Als gevolg van door de belastinginspecteur gewekt vertrouwen is artikel 25, lid 11, Wet IB 1964 van toepassing, zodat de betaalde premies op grond van de saldomethode in mindering mogen worden gebracht op de door de particulier in 2010 ontvangen pensioenuitkering. Nu de betaalde premies hoger zijn dan de ontvangen uitkering, is de in 2010 ontvangen pensioenuitkering van de belanghebbende ten onrechte tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend.

Gerelateerde artikelen