Pandrechten nu ook op onder eigendomsvoorbehoud geleverde voorraad
Tot voor kort waren winkelketens relatief moeilijk financierbaar voor financiers van winkelketens (banken). Met name ondernemingen met een grote voorraad. De reden hiervan was simpel; voorraad wordt vrijwel altijd geleverd onder eigendomsvoorbehoud. De geleverde voorraad wordt pas het eigendom van de onderneming, als de geleverde voorraad is betaald. Vaak gaat het om een (uitgebreider) eigendomsvoorbehoud op alle geleverde zaken; pas als alle vorderingen ten aanzien van alle geleverde zaken en in de toekomst nog te leveren zaken zijn voldaan, zijn de spullen eigendom van de onderneming. Dit geldt over het algemeen ook voor machines/apparatuur.
Het was onduidelijk of de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken alvast in onderpand aan de financier (bank) konden worden gegeven, om de banken te verzekeren van terugbetaling van het krediet. Financiers kozen vanwege die onduidelijkheid voor "Better save than sorry". Hierdoor werden de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken niet meegenomen in de berekening van de dekking/zekerheid. Dit had weer gevolgen voor de financiering die bijvoorbeeld een bank wilde verstrekken of voor het risicoprofiel waarin de onderneming werd ingedeeld.
Onduidelijkheid eigendomsvoorbehoud en verpanding weggenomen
Op 3 juni jl. heeft de Hoge Raad de onduidelijkheid over het eigendomsvoorbehoud en verpanding weggenomen. De Hoge Raad oordeelt dat het recht dat een ondernemer als koper onder eigendomsvoorbehoud verkrijgt een voorwaardelijk eigendomsrecht op de geleverde zaken is. Het is mogelijk om dit voorwaardelijke eigendomsrecht te verpanden. Pas als het resterende bedrag wordt betaald, wordt het voorwaardelijk eigendomsrecht een onvoorwaardelijk eigendomsrecht. Als de ondernemer vóór de betaling van de (restant) vordering failliet gaat en de (restant) vordering wordt na faillissement betaald, ontstaat er een pandrecht op de geleverde zaken. Dit was voor 3 juni niet het geval.
Een voorbeeld uitgebreid eigendomsvoorbehoud
Ondernemer X koopt al jaren zijn kledingvoorraad van Leverancier Y. Leverancier Y levert de kleding onder een uitgebreid eigendomsvoorbehoud. Ondernemer X heeft ten behoeve van CashBank een pandrecht gevestigd op het voorwaardelijk eigendomsrecht. Op 9 juni 2016 gaat Ondernemer X failliet. Leverancier Y heeft op dat moment een vordering van € 1.000,- op Ondernemer X. Op het moment van faillissement heeft Ondernemer X een voorwaardelijk eigendomsrecht op de gehele kleding voorraad. De voorraad kleding die op 9 juni 2016 bij Onderneming X ligt heeft een waarde van € 10.000,-. In overleg met Cashbank en Leverancier Y verkoopt de curator de kledingvoorraad voor een bedrag van € 10.000,-. Leverancier Y ontvangt € 1.000,- en CashBank heeft op grond van haar pandrecht recht op de overige € 9.000,-. Voor 3 juni jl. was deze € 9.000,- aan de curator toegekomen.
Essentieel: zekerheid van terugbetaling
Kort gezegd komt het erop neer dat de financier van de onderneming (de bank) door dit oordeel van de Hoge Raad meer onderpand kan krijgen. Hij heeft dus meer zekerheid dat het krediet dat hij aan de ondernemer verstrekt, daadwerkelijk wordt terugbetaald. In praktijk betekent dit dat de onderneming nu met minder risico’s te financieren is (‘in financierbaarheid is toegenomen). De ondernemer kan in een gesprek met de financier het standpunt innemen dat het dekkingsrisico beperkt(er) is geworden. Goed nieuws dus. Hoewel financiers altijd zullen aangeven dat er geen financiering op basis van zekerheden (pandrechten/hypotheekrechten) wordt verstrekt, draait het voor de financier als het er op aankomt, om één belangrijk punt: hoe zeker is hij van de terugbetaling van het krediet dat hij verstrekt.
Heeft u als ondernemer en/of leverancier vragen over financieringen, zekerheden en/of eigendomsvoorbehoud? Ik ga graag met u in gesprek.
Auteur: Sanne Koster, sectievoorzitter Herstructurering, Financiering & Faillissementen bij Marxman Advocaten.