‘Overheid moet ingrijpen om schade Wet DBA te beperken’
Ondanks een overgangsperiode van een jaar, waarin de Belastingdienst belooft geen boetes uit te delen, zijn er nu al negatieve gevolgen voor zzp’ers zichtbaar. Mischa Voogt, Managing Director van Michael Page: “De overheid heeft de reactie van het bedrijfsleven volledig verkeerd ingeschat. De Wet DBA lijkt ronduit schadelijk voor zzp’ers. De overheid moet snel ingrijpen om die schade te beperken.”
Vlak voor de invoering van de wet deed Michael Page onderzoek naar de stemming onder Nederlandse werkgevers en zelfstandigen. Hieruit bleek dat de overgrote meerderheid niet blij was met de nieuwe regeling: 79 procent van de ondervraagde werkgevers verwachtte na de wetswijziging minder zelfstandigen in te zetten. Voor de freelancers gold dat 74 procent van de ondervraagden minder opdrachten verwachtte vanwege de afschaffing van de VAR.
Risico
Nu de eerste effecten van de nieuwe wet zichtbaar worden, lijken deze voorspellingen volgens Michael Page nog aan de voorzichtige kant. “Veel grote klanten van Michael Page laten nu al weten niet meer met zzp’ers te willen werken,” zegt Voogt. “Ze vinden het risico simpelweg te groot en willen alleen nog maar uitzendconstructies of detachering overwegen. Deze onzekerheid wordt vooral veroorzaakt door de onduidelijkheid rondom de beoordeling van de zelfstandigheid, waarbij de Belastingdienst achteraf kan besluiten dat er sprake is van schijnzelfstandigheid. De overheid lijkt volledig voorbij te zijn gegaan aan het feit dat risicomanagement ten grondslag ligt aan de besluitvorming van de meeste bedrijven. De zzp’er gaat hier de nadelige gevolgen van ondervinden, in de vorm van verlies van werkgelegenheid.”
Gebrekkige communicatie
De onzekerheid wordt versterkt door de gebrekkige communicatie van de overheid. Zo schatte staatssecretaris Wiebes van Financiën het percentage schijnzelfstandigen aanvankelijk tussen de twee tot veertien procent. Maar uit de informatie die sindsdien beschikbaar is gekomen, leidt Mischa Voogt af dat het werkelijke percentage veel hoger komt te liggen.
Voogt: “Het zal voor een aanzienlijk deel van de zzp’ers lastig worden om nog als zelfstandige te worden aangemerkt. Zo is vervanging tijdens zwangerschap of ziekte niet meer mogelijk op zzp-basis, zo bleek uit het webinar van de Belastingdienst. En hoe zit het bij een tijdelijke aanstelling tot een nieuwe medewerker is gevonden? “Iedere functie die een semi-hiërarchisch verband kent, zou technisch gezien niet meer op zzp-basis kunnen worden ingevuld. En dan kan plots een veel groter deel van de zzp-markt geraakt worden, in plaats van de eerder genoemde twee tot veertien procent. Dat zorgt natuurlijk voor de nodige onrust bij bedrijven en zelfstandigen.”
‘One size fits nobody’
De wet zou bovendien geen oplossing zijn voor het door de overheid geschetste probleem van schijnzelfstandigheid. De nieuwe regeling is bedoeld om risicogroepen, in vooral de lagere uitvoerende functies, tegen uitbuiting te beschermen. “Het feit dat de overheid een poging doet uitbuiting tegen te gaan is natuurlijk een goede zaak,” aldus Voogt. Echter, nu wordt duidelijk dat er veel meer mensen door de regeling worden geraakt. “Je kunt je afvragen of de gekozen weg wel de juiste is. De wet had de bedoeling om een ‘one size fits all’ oplossing te zijn, maar het resultaat is voor bijna niemand passend. Ik denk dat er een aanpassing van de wet nodig is, waarbij er meer gedifferentieerd wordt op de verschillende beroepsgroepen, met aangepaste regelgeving en toetsingscriteria per marktsegment of salarissegment. De VAR constructie had inderdaad beperkingen, maar wat de overheid nu doet, is het kind met het badwater weggooien.”
Negatieve impuls voor intermediairs
Een ander exemplarisch probleem dat Voogt constateert, is een toetsingscriterium op zelfstandigheid bij bemiddeling via tussenkomstpartijen als Michael Page. Hierbij gaat de zzp’er een contract aan met de bemiddelaar en niet direct met de opdrachtgever. “Wanneer wij als bureau een kandidaat bemiddelen voor meerdere aansluitende opdrachten bij verschillende opdrachtgevers, dan kan het zo zijn dat de Belastingdienst dit achteraf aanmerkt als schijnzelfstandigheid,” zegt zij. “De kandidaat gaat immers een contract met ons aan voor die verschillende opdrachten en dat kan de Belastingdienst vervolgens zien als een opvolgend-, dus vast dienstverband. Maar deze kandidaat heeft wel degelijk ondernemersrisico gelopen, want hij wist van tevoren niet of wij een nieuwe opdracht zouden hebben nadat de voorgaande afliep. Daar wordt volledig aan voorbij gegaan in de beoordeling achteraf. Het creëert voor intermediairs mogelijk zelfs een negatieve impuls om bepaalde goed presterende kandidaten vanuit hun huidige opdracht direct voor te stellen aan nieuwe opdrachtgevers. We hebben het hier over een aanzienlijk deel van de markt; kijk bijvoorbeeld naar ondersteunende functies in de financiële sector, of in HR, waar mensen vaak zelf niet het netwerk hebben om opdrachten te verkrijgen en afhankelijk zijn van een intermediair. Daar moet je als overheid geen stenen in het water gaan gooien met dit soort constructies.”