Ook in hoger beroep verwijten niet aannemelijk gemaakt
De klager heeft in 2003 een familiebedrijf in de branche van verhuur en plaatsing van zware liftvoertuigen, voor de bouwsector, overgenomen. In de periode 2012/2013 kreeg hij het vermoeden dat er vlak voor die overname gelden aan de onderneming zijn onttrokken, waardoor hij zwaar benadeeld is. Hij meent een vordering van ruim twee ton te hebben op een van de familieleden.
De ouders, zus en broer van de betreffende familie en hun ondernemingen, werden in de periode van augustus/september 2012 ook klant bij Van Oers, overigens in een andere vestiging van het kantoor dan waar de klager toen al tien jaar bij was aangesloten.
Hommeles
Op het moment van acceptatie moesten beklaagden al geweten hebben dat het hommeles was met de familie, en er dus tegenstrijdige belangen speelden met de nieuwe cliënten, meent de klager. Die cliënten vertrokken overigens ook al weer vrij snel bij het kantoor. Het is niet aannemelijk geworden dat de betrokken accountants voor hun vertrek ‘gesubstantieerde wetenschap’ hadden van de vermeende benadeling van klager door een van de familieleden. Het CBb komt tot die conclusie na het uitpluizen van alle e-mailverkeer, notities, facturen en wat niet al, die door klager zijn ingebracht.
Geen onderzoek
Bovendien heeft een van de registeraccountants wel degelijk een bedreiging gezien, toen er eenmaal een onderzoek gaande was naar de beweerde benadeling. Immers hij heeft de kwestie intern besproken met de compliance officers en vervolgens de klager bericht ‘geen onderzoekswerkzaamheden te verrichten naar de gestelde benadeling’ in 2003.
De klacht richtte zich ook op de jaarrekening 2012, die geen juist en getrouw beeld zou geven, omdat daarin de gevolgen van de benadeling niet zijn verwerkt. De accountant die de samenstellingsverklaring heeft afgegeven heeft echter nog expliciet gevraagd of er al meer duidelijkheid was over de vermeende benadeling, wat niet het geval was. De RA heeft ook een schriftelijke verklaring gekregen van de juistheid en de volledigheid van de onderliggende stukken. Er bestond bij het vaststellen nog volstrekt geen duidelijkheid over de vermeende benadeling en de consequenties daarvan.
Het bezwaar van de klager dat hij door de Accountantskamer niet alsnog in de gelegenheid is gesteld om nadere bewijsstukken aan te bieden, wordt verworpen. De ondernemer heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep voldoende gelegenheid gehad om dat te doen. Het is aan klager om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken, stelt het CBb.
Lees ook:
- Klacht over belangentegenstellingen binnen accountantskantoor afgewezen
- Klacht: belangentegenstellingen binnen accountantskantoor
[Door: Petra van Walraven / Juridisch Persbureau Zwolle]