Onderneming inbrengen in BV? Meld de voorovereenkomst en/of intentieverklaring aan voor 1 oktober
Het overgangstijdstip bij inbreng in een BV
Een BV is fiscaal niet meer zo interessant als vroeger. Maar het kan zijn dat voor u een BV toch interessant is, bijvoorbeeld uit oogpunt van beperking van aansprakelijkheid van ondernemingsschulden. Als u om uw moverende redenen uw onderneming gaat inbrengen in een BV is het zaak de intentieverklaring of de voorovereenkomst tijdig aan te melden bij de belastingdienst. In dit stuk ga ik niet in op de vraag wanneer het verstandig is om uw onderneming in te brengen in een BV en ook niet op welke wijze (geruisloos of ruisend). Wel ga ik in op het overgangstijdstip, dat wil zeggen vanaf welk moment de resultaten van uw onderneming voor rekening en risico van de BV gaan komen.
Maak gebruik van een vóórvoorperiode
Als u uw onderneming gaat inbrengen in een BV, wordt dit vastgelegd in een voorovereenkomst (als u met meerderen de BV gaat oprichten) of een intentieverklaring (als u de BV in uw eentje gaat oprichten). In het vervolg zal ik het alleen hebben over de intentieverklaring, maar het zelfde geldt voor een voorovereenkomst. Na het opstellen van de intentieverklaring gaat onder andere de notaris voor u aan het werk. Et voila, enige tijd later is de BV een feit. In de tussentijd is sprake van een BV in oprichting (BV i.o.). Dan is van belang vanaf wanneer de resultaten voor rekening en risico van de BV gaan lopen. De Hoge Raad heeft ooit bepaald dat de resultaten pas vanaf het tekenen van de intentieverklaring voor rekening en risico van de BV kunnen komen. De periode vanaf het tekenen van de intentieverklaring en de oprichting van de BV wordt wel de voorperiode genoemd. Volgens de Hoge Raad mogen de resultaten niet eerder dan de voorperiode voor rekening en risico van de BV komen. Het zogeheten overgangstijdstip mag daarom volgens de Hoge Raad niet liggen vóór het tekenen van de intentieverklaring. Maar vaak is het handig dat de resultaten toch al eerder voor rekening en risico van de BV komen, dus dat er sprake is van een zogeheten vóórvoorperiode. Zoals gezegd kan dat volgens de Hoge Raad niet, maar de Staatssecretaris van Financiën heeft hiervoor goedkeurend beleid ontwikkeld, waardoor het toch mogelijk is te werken met een vóórvoorperiode. In de praktijk wordt daar dikwijls gebruik van gemaakt.
Goedkeuring Staatssecretaris van Financiën m.b.t. vóórvoorperiode
Voor het goedkeurend beleid van de Staatssecretaris moet een onderscheid worden gemaakt tussen een ruisende inbreng en een geruisloze inbreng.
- Voor een ruisende inbreng geldt dat de vóórvoorperiode maximaal 3 maanden vóór het tekenen van de intentieverklaring mag aanvangen. Met andere woorden: het overgangstijdstip mag tot maximaal 3 maanden liggen vóór het tekenen van de intentieverklaring. Dus als op 1 juli van jaar X de intentieverklaring wordt getekend, kan de vóórvoorperiode op zijn vroegst aanvangen op 1 april van dat jaar. Een latere datum mag ook, maar een eerdere datum dus niet. Bijkomende voorwaarde is dat de BV uiterlijk binnen 9 maanden na het overgangstijdstip moet zijn opgericht. In dit voorbeeld dus uiterlijk op 31 december van jaar X.
- Voor een geruisloze inbreng geldt dat het overgangstijdstip tot uiterlijk 9 maanden terug mag worden vastgesteld, mits dat het begin van het boekjaar van de onderneming is. Laten we er van uitgaan dat het boekjaar van de ondernemer gelijk is aan het kalenderjaar. Als u dan in jaar X besluit om uw onderneming in te brengen met als overgangstijdstip 1 januari van jaar X, dan betekent dat dat u uiterlijk 30 september van jaar X de intentieverklaring moet hebben getekend en hebben aangemeld bij de Belastingdienst. In de intentieverklaring staat dat het overgangstijdstip 1 januari is. In dit geval geldt dat de BV dan uiterlijk vóór 1 april van jaar X+1 moet zijn opgericht.
Om er voor te zorgen dat er geen discussie ontstaat met de fiscus over het feit wanneer de intentieverklaring is getekend, kunt u de intentieverklaring aanbieden bij de belastingdienst. Daarvoor is een speciaal formulier gemaakt door de belastingdienst.
Wat nu als u een intentieverklaring hebt getekend en u wilt toch niet de BV ingaan? Dat is geen probleem. Het is alleen maar een intentieverklaring, dus er is geen enkele plicht om de onderneming ook in te brengen. Dus als u twijfelt of u al of niet met terugwerkende kracht de BV wilt ingaan, is het verstandig tijdig een intentieverklaring op te stellen en deze bij de belastingdienst aan te bieden. U kunt bijvoorbeeld een intentieverklaring opstellen waarbij u open laat of u geruisloos danwel ruisend de BV in gaat. Vervolgens kunt u dan ook het overgangstijdstip laten afhangen van de wijze van inbreng. Gaat u uiteindelijk geruisloos inbrengen, dan zal als overgangstijdstip 1 januari in aanmerking worden genomen. Gaat u uiteindelijk ruisend dan ligt het overgangstijdstip maximaal 3 maanden terug, maar dan hoeft het niet naar het begin van een boekjaar. Om voor dit jaar daarom nog alle mogelijkheden open te laten, is het zaak de intentieverklaring uiterlijk 30 september te tekenen en naar de belastingdienst te sturen met het bijbehorende formulier.
En wat nu, als het u uiteindelijk niet lukt om de BV tijdig op te richten? Dan keren we terug naar de hoofdregel van de Hoge Raad. Het overgangstijdstip kan dan niet liggen vóór het tekenen van de intentieverklaring. Er kan dan geen sprake zijn van een vóórvoorperiode. Wel kunt u dan als overgangstijdstip een datum kiezen die ligt op óf na het tekenen van de intentieverklaring. Er is dan alleen sprake van een voorperiode.
Bent u niet helemaal zeker hoe hiermee om te gaan? U kunt altijd vrijblijvend met mij hierover sparren.
Door drs. Johan Kauffman, specialisme(n): MKB-ondernemer en ZZP-er. Meer weten? Kijk op https://www.fiscaalconsult.nl/