Ondernemers willen dat vrijstelling bpm op bestelwagens blijft
Ondernemers betalen doorgaans geen belasting op personenauto's en motorrijtuigen, de zogeheten bpm, die betaald moet worden als een auto, motor of bestelbus gekocht of geïmporteerd wordt. Het kabinet wil de vrijstelling van de belasting voor bestelbussen die nog op benzine en diesel rijden tussen 2024 en 2026 geleidelijk afschaffen. De overheid hoopt tot 2030, het jaar waarin Nederland de klimaatdoelen van Parijs gehaald wil hebben, met de maatregel extra geld op te halen en ondernemers sneller aan elektrische auto's te krijgen, schrijven de organisaties.
"Ondernemers zijn voor hun werk afhankelijk van hun bestelwagens en elektrische modellen zijn de komende jaren in veel gevallen nog geen reëel alternatief", zegt Jacco Vonhof, voorzitter van MKB-Nederland. "De noodzaak tot verduurzamen spreekt voor zich, maar op deze manier lukt dat niet." Met name ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb) worden hard geraakt, zegt hij. "Dat kunnen ze in deze onzekere economische tijden en met de torenhoge inflatie er niet bij hebben."
Voor dagelijks gebruik is een elektrische bestelbus met name voor ondernemers die de bus zwaar beladen en lange afstanden moeten rijden lastig, omdat ze dan lang aan de laadpaal moeten staan en minder ver kunnen rijden. Ook wordt een bestelbus op diesel of benzine als de vrijstelling wegvalt gemiddeld zo'n 11.000 euro netto duurder, een stijging van 38 procent van de huidige adviesprijs, becijferden de organisaties.
Volgens Vonhof zullen ondernemers in plaats van over te stappen op elektrisch, een oudere bestelwagen op diesel kopen, wellicht ook uit het buitenland, omdat de bpm voor dit soort bestelwagens lager is. Ook zal een deel van de ondernemers langer blijven doorrijden in de huidige bestelbus. Van de 68.000 nieuwe bestelauto's die in 2021 op kenteken werden gezet waren er bijna 3200 elektrisch, aldus de organisaties.
VNO-NCW en MKB-Nederland doen de oproep samen met onder meer Bouwend Nederland, BOVAG en evofenedex. Ze willen zo snel mogelijk in overleg met de verantwoordelijke bewindspersonen over onder meer subsidiebudgetten en goede infrastructuur.