Ondernemer mocht woning tot ondernemingsvermogen rekenen

In geschil is een aanslag Zvw 2010. In hoger beroep ligt de vraag voor of de woning van een belanghebbende tot zijn ondernemingsvermogen kan worden gerekend of dat, zoals de belastinginspecteur meent, sprake is van verplicht privévermogen.

Een ondernemer drijft sinds 2006 in vof-vorm met zijn echtgenote een bouwbedrijf. In 2009 hebben zij een woning en bedrijfshal gekocht. Het echtpaar is in 2010 na een verbouwing in de woning gaan wonen. De woning is gelegen op hetzelfde terrein als de bedrijfshal. In de woning is één kamer in gebruik als kantoor voor de onderneming. Het percentage van de woning dat ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt is minder dan 10 procent.

In de aangifte IB/PVV 2010 is de woning geactiveerd als bedrijfsvermogen. De belastinginspecteur stelt dat sprake is van verplicht privévermogen. Hij heeft daarom correcties aangebracht bij de aanslag Zvw 2010. Volgens Rechtbank Gelderland is sprake van keuzevermogen en heeft de ondernemer de grenzen van de redelijkheid niet overschreden door de woning als ondernemingsvermogen te etiketteren.

De belastinginspecteur heeft hoger beroep ingesteld maar Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verklaart dat ongegrond. Het gerechtshof oordeelt dat de woning in het jaar 2010 op enigerlei wijze dienstbaar is geweest aan de onderneming. Hierbij is van doorslaggevend belang dat de kantoorruimte in de woning vanaf het moment van de aankoop van de woning ten behoeve van de vof is aangewend. Voorts kan door de ligging van de woning en de bedrijfshal op één perceel door de ondernemer sinds de aankoop toezicht worden gehouden op de bedrijfsmiddelen, bedrijfsactiviteiten en het personeel.

Het gerechtshof neemt bij dit oordeel mede in aanmerking dat sprake is geweest van een zogenaamde koppelaankoop verbonden aan de ligging van de woning en de bedrijfshal op hetzelfde perceel met slechts één toegangsweg.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen