Ondernemer die overheidsgezag niet erkent moet gewoon btw-naheffing betalen
De belastinginspecteur had de btw-naheffingsaanslag opgelegd wegens privégebruik van het woon-winkelpand van de ondernemer. In 2012 was dit privégebruik niet door de ondernemer aangegeven.
Voor het hof draaide het om de vraag of de belastinginspecteur, als vertegenwoordiger van de overheid, de bevoegdheid heeft om een naheffingsaanslag aan de ondernemer op te leggen. De ondernemer stelde zich namelijk op het standpunt dat hij het overheidsgezag in het geheel niet meer erkent. Ter zitting heeft de gemachtigde van de ondernemer toegelicht dat de Belastingdienst zijn legitimiteit in alle opzichten heeft verloren. “De Belastingdienst pakt belanghebbende lijf en goed af, wat in een democratie niet mogelijk is. Het punt is bereikt dat de meerderheid de minderheid haar wil oplegt. Belanghebbende hoort bij de minderheid,” zo luidde het standpunt van de ondernemer.
De belastinginspecteur stelde zich op het standpunt dat de ondernemer zich – tevergeefs – buiten de Nederlandse rechtsorde plaatst. Belanghebbende kan dit niet eenzijdig doen. Belanghebbende is ondernemer voor de omzetbelasting en is wegens privégebruik van het woon-winkelpand omzetbelasting verschuldigd.
Het hof kon natuurlijk niet veel anders dan de argumentatie van de ondernemer terzijde schuiven. Het hof stelt dan ook dat voor de ondernemer als inwoner van Nederland de Nederlandse wetgeving – waaronder voorschriften inzake belastingheffing – van toepassing is, ongeacht of hij zich daarmee kan verenigen. Verder wijst het hof erop dat in zoverre de klachten van de ondernemer zich richten tegen de wettelijke regelingen als zodanig, deze niet aan de rechter kunnen worden voorgelegd, omdat de rechter niet bevoegd is de innerlijke waarde en billijkheid der wet te beoordelen. Het hof is van oordeel dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag heeft opgelegd.