Ondanks te late overschrijving kenteken toch doorschuiving BPM-vrijstelling
Een ondernemer maakte in het kader van zijn onderneming gebruik van een geleasete bestelauto, en stond in het kentekenregister als houder geregistreerd. Ingevolge de Wet BPM is aan hem een vrijstelling van belasting verleend. Per 1 juli 2012 heeft hij alle activa van zijn onderneming overgedragen aan een koper. De bestelauto is vanaf die datum gebruikt door de koper, die de onderneming heeft voortgezet. Pas op 26 maart 2013 is de bestelauto op naam van de koper gesteld. e inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd, alsmede een boete, omdat belanghebbende vanaf 1 juli 2012 niet langer ondernemer is en uit dien hoofde niet langer voldoet aan het bepaalde van artikel 13a, lid 1, van de Wet BPM. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag in stand gelaten, doch de boete vernietigd.
Naar het oordeel van Hof Den Bosch strekt het bepaalde in artikel 13a, lid 4, van de Wet BPM ertoe dat indien een voor de vrijstelling van artikel 13a van de Wet BPM kwalificerende ondernemer een bestelauto overdraagt aan een eveneens voor die vrijstelling kwalificerende ondernemer, en die laatste ondernemer in de plaats treedt van de eerste ondernemer, de vrijstelling intact blijft. Behoudens de kennelijke voorwaarde dat de tenaamstelling van het kenteken dient te wijzigen op het tijdstip dat belanghebbende ophoudt ondernemer te zijn, is in het hier aan de orde zijnde geval voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de doorschuiffaciliteit van artikel 13a, lid 4, van de Wet BPM, en in samenhang daarmee aan de voorwaarden gesteld in artikel 1a, onderdelen a en b, van het Uitvoeringsbesluit. Dát het kenteken niet tijdig te naam is gesteld van de koper is naar het oordeel van het Hof niet aan belanghebbende toe te rekenen. Het Hof vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.