NOB-commentaar op besluit dividendbelasting
In dit besluit van 25 april 2016 wordt, vooruitlopend op wetgeving, nader ingegaan op de positie van de niet-ingezeten aandeelhouder met portfolioaandelen in een Nederlandse vennootschap die een verzoek om teruggaaf van ingehouden Nederlandse dividendbelasting indient, op basis van de zaken Miljoen, X en Société Générale (Hoge Raad arresten van 4 maart 2016, nrs. 12/02502bis, 12/04717bis en 12/03235bis, en HvJ EU arrest van 17 september 2015 in de gevoegde zaken C-10/14, C-14/14 en C-17/14).
Omdat wordt aangegeven dat het besluit zal worden omgezet in wetgeving, heeft de NOB aanleiding gezien om enkele opmerkingen te maken. De opmerkingen zijn met name gericht op het verduidelijken van een aantal punten in het besluit, bijvoorbeeld ten aanzien van de maatstaf die moet worden gehanteerd bij het bepalen van de definitieve belastingdruk op portfoliodividenden bij de vergelijking tussen binnenlandse en buitenlandse situaties.
Daarnaast hanteert het besluit – naar mening van de NOB – een te enge interpretatie van de kosten waar rekening mee mag worden gehouden bij het vaststellen van de belastingdruk bij hypothetische ingezeten vennootschappen (lichamen). Naar de NOB meent, mag ook rekening worden gehouden met financieringskosten die betrekking hebben op de aandelen waarop dividenden is uitgekeerd.
Lees ook: